Nadat God de mens had geformeerd van stof uit de aardbodem, blies God Zijn levensadem in de neus van de mens, waardoor de mens tot leven kwam en een levend wezen werd. De mens leefde in gemeenschap met God, totdat de mens ongehoorzaam werd aan God en zondigde en de dood in de mens voer, waardoor de geest stierf en de geestelijke verbinding tussen God en de mens werd verbroken. Deze geestelijke verbinding tussen God en de mens, die was verbroken, werd hersteld door het verlossingswerk van Jezus Christus en de komst van de Heilige Geest, waardoor de adem van God terugkeerde in de mens en de doden tot leven kwamen door de Geest en de zonen van God (dit geldt voor zowel mannen als vrouwen) werden geboren.
De adem van God bracht de mens tot leven
Toen formeerde de Heere God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen (ziel (Genesis 2:7))
De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem van des Almachtigen doet mij leven (Job 33:4)
Op de zesde dag schiep God de mens. God formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies Zijn levensadem in de neus van de mens (Adam). Door de adem van God kwam de mens tot leven en werd een levend wezen oftewel een levende ziel.
De mens was één met God en leefde in gemeenschap met God, totdat de mens ervoor koos om satan, de tegenstander van God, boven God te geloven.
Door de ongehoorzaamheid aan God en de gehoorzaamheid aan de slang boog de mens voor satan en onderwierp zich aan hem, waardoor de dood in de mens voer en de geest van de mens stierf en de geestelijke verbinding tussen de God en de mens werd verbroken en de geest van de mens onder heerschappij van de dood kwam en na het sterven op aarde het dodenrijk zou binnengaan.
Vanaf de zondeval regeerde de dood en de zonde in de (gevallen) mens en was het zaad van de mens corrupt geworden, waardoor een ieder, die uit het zaad van de mens geboren zou worden, als zondaar; als zoon van de duivel met zijn (zondige) natuur.
De heerschappij van de dood in de mens werd zichtbaar door de werken van het zondige vlees, die voortkwamen uit een corrupt denken en de boze natuur van de gevallen mens.
De wet vertegenwoordigde Gods wil, heiligheid en gerechtigheid
Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; want reeds vóór de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende (Romeinen 5:12-14)
Voordat God voor Zichzelf een volk uitkoos onder al de volkeren op aarde en Zijn wil bekendmaakte, regeerde de zonde en de dood al in de mens. De zonde en de dood kwamen niet in het leven van de mens door de wet. Nee, God maakte alleen door Zijn wet, die Zijn wil, heiligheid en rechtvaardigheid vertegenwoordigde, de zonde bekend aan de mens.
Diegenen, die geboren waren uit het zaad van Jakob (Israël) en besneden waren in het vlees, waren bevoorrecht, dat zij tot Gods uitgekozen volk Israël behoorden. Zij waren bevoorrecht dat de Almachtige God, de Schepper van de hemel en de aarde en al wat daarin is, hun God was, en dat zij Hem mochten leren kennen door de wet en de profeten, en dat God met hen zou zijn.
Maar diegenen, die dit voorrecht verwierpen en Gods verbond verbroken door ondanks het voorrecht, dat zij hadden ontvangen, bewust te kiezen voor de zonde en de ongerechtigheid, die ontvingen het loon, waar zij voor hadden gekozen, namelijk de dood.
Terwijl de heidenen, die satan (de overste der wereld) toebehoorden en geregeerd werden door de dood, wandelden in afgoderij, hekserij, (seksuele) onreinheid, perversiteit, corruptheid en al die dingen, die haaks stonden op de wil van God, onderscheidde Gods volk zich van hen door gehoorzaamheid aan de geboden van God, die beschreven stonden in de wet, die Gods wil vertegenwoordigde, waardoor Gods volk heilig en rechtvaardig leefde onder Gods bescherming.
De wet hield Gods volk in bewaring
Alhoewel Gods volk ook tot de gevallen generatie van de gevallen mens (de oude mens) behoorde en na het leven op aarde het dodenrijk zou binnengaan, aangezien zij onder heerschappij van de dood leefden, hield de wet hen door hun gehoorzaamheid in bewaring en waren zij beschermd in God en hadden zij in het dodenrijk een speciale plaats, waar zij beschermd waren tegen de pijnigingen en de vurige vlammen (Lukas 16:19-31).
Jezus vervulde de wet door Zijn gehoorzaamheid
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied (Mattheüs 5:17-18)
Jezus werd geboren uit de maagd Maria, die overschaduwd was door de Heilige Geest. Alhoewel Jezus werd geboren in het vlees en gelijk werd aan de mens, wandelde Jezus niet als de mens in gehoorzaamheid aan de vader van de gevallen mens, de duivel. De dood voerde geen heerschappij over Jezus, zoals de dood wel heerschappij voert over de gevallen mens. Dit kwam omdat Jezus niet geboren was uit het (corrupte) zaad van de mens.
Jezus was uit God geboren en behoorde God toe en dat was zichtbaar door Zijn wandel op aarde.
Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons de Vader en het is ons genoeg. Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet Zijn werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf (Johannes 14:8-11)
En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt (Johannes 17:20-23)
Jezus wandelde in gehoorzaamheid aan Zijn Vader en sprak de woorden van Zijn Vader en deed de dingen, die Hij Zijn Vader had zien doen. Jezus spendeerde veel tijd met Zijn Vader en deed niets buiten Zijn Geest om. De Vader, de Zoon Jezus; het Woord en de Heilige Geest leefden in eenheid en deden alles samen.
Zij waren (en zijn nog steeds) Één en daarom spraken Zij dezelfde woorden en handelden hetzelfde, waardoor Zij dezelfde werken deden. Zij bezaten dezelfde natuur en dezelfde wil en daarom onderscheidde Jezus Zich van de mens, die tot de generatie van de gevallen mens behoorde.
Alhoewel Jezus in het vlees was gekomen, was Jezus een levende Geest.
Jezus was geestelijk in plaats van vleselijk en wandelde in onderwerping aan God naar de wil van de Geest door Zijn gehoorzaamheid aan de woorden van Zijn Vader.
Jezus werd geleid door de Heilige Geest, waardoor Jezus niet waarnam en handelde vanuit Zijn vlees; Zijn zintuigen, vleselijk denken, gevoelens en emoties, maar vanuit de Geest.
Al had Jezus de mogelijkheid om te zondigen, Jezus zondigde niet. Er was geen enkele corruptie in het vlees van Jezus aanwezig.
Jezus was volmaakt in tegenstelling tot de gevallen mens, die geboren was uit het corrupte zaad van de mens en de natuur van de duivel had en leefde in een gevallen staat en gevallen positie.
Maar door de vervulling van de wet en het volmaakte verlossingswerk van Jezus Christus en door Zijn opstanding uit de dood, herstelde (genas) Jezus de mens in Zijn staat en verzoende de mens met God, waardoor de mens in Hem volmaakt (compleet, perfect) werd (Lees ook: Hoe Jezus het verbond met de dood en het verdrag met de hel verbrak).
De volmaakte staat van de mens was nodig, aangezien alleen in de volmaakte staat van de mens, God Zijn adem weer in de mens kon blazen en Zijn Geest in de mens kon wonen.
In de onvolmaakte staat van de gevallen mens was dit onmogelijk. Daarom gaf God ook de geschreven wet aan Zijn volk, om Zijn natuur en Zijn wil bekend te maken, omdat Zijn vleselijke volk Zijn Geest niet kon ontvangen.
Jezus kwam om de wet te vervullen en in Hem een nieuwe schepping te maken, die volmaakt is in zijn staat en hersteld is in Zijn positie en verzoend is met God (o.a. 1 Korintiërs 2:5-6, Kolossenzen 2:10).
Jezus blies op Zijn discipelen
[Jezus] dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend (Johannes 20:21-23)
Op de dag van Zijn opstanding, kwam Jezus tot Zijn discipelen en zei tot hen, dat zoals de Vader Hem had gezonden, zo zou Hij ook hen zenden.
Vervolgens blies Jezus op Zijn discipelen, zoals God blies en de levensadem van God in Adam kwam. En Jezus zei, ontvang de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.
Jezus liet daardoor zien, dat de Geest van God weer zou terugkeren in de mens door de komst van de Heilige Geest. Wat in God is, zou ook weer in de mens komen.
De adem van God, die terugkeerde in de mens
En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag (adem) en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken (Handelingen 2:1-4)
En op de Pinksterdag was het dan zover, dat God Zijn adem in de mens blies en het leven van God door de Heilige Geest weer in de mens terugkeerde en de geest van de mens levend gemaakt werd en de mens een levende geest werd.
De Heilige Geest kwam als het geluid van een geweldige windvlaag, de adem van God, uit de hemel en vervulde het vertrek waar al diegenen, die in gehoorzaamheid aan de woorden van Jezus bijeen waren in gebed, wachtende op de belofte van de Heilige Geest (o.a. Ezechiël 37:7-14, Johannes 3:8; 14:16-26; 15:26-27; 16:7-15).
En de adem van God keerde terug in de mens en iedereen werd vervuld met de Heilige Geest, waardoor zij in andere tongen begonnen te spreken.
Tongen van God, die hoorde bij de nieuwe schepping, die gezalfd is in de Gezalfde (de Zoon) en daardoor gerechtvaardigd en volmaakt is geworden en als bewijs daarvan de Heilige Geest heeft ontvangen.
God had weer ‘geestelijke verbinding’ met de mens, die de kroon van Zijn schepping is en kon weer communiceren en wandelen met de mens, zoals God vanaf het begin van de schepping met Adam communiceerde en wandelde (Lees ook: Adam, waar ben je?).
De Heilige Geest woont in de zonen van God en leidt hen
Derhalve broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven ; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn (Romeinen 8:12-16)
In het Oude Verbond leefde de (gevallen) mens gescheiden van God en kon God alleen door Zijn profeten communiceren en vervolgens door Zijn Zoon. Maar in het Nieuwe Verbond is de mens in Christus gerechtvaardigd en is de geest van de mens levend gemaakt door de Heilige Geest en verzoend met God en leeft de mens door de Heilige Geest, die in de nieuwe schepping woont, in gemeenschap met de Vader en de Zoon.
De Geest, die de mens moest verlaten door de verandering van eigenaar, kon weer terugkomen en leven in de mens. Niet in de oude mens (zondaar), wiens geest dood en afgesneden is van God en de duivel toebehoort en onder de heerschappij van de duivel en de dood leeft, maar in de nieuwe mens (heilige), die gerechtvaardigd is in Christus en wiens geest is opgestaan uit de dood en levend is geworden en een zoon van God is geworden en God toebehoort.
De Heilige Geest woont in de zonen van God (dit geldt voor zowel mannen als vrouwen), die geboren zijn uit God, en zal hen leiden en zal met de geest van de mens getuigen, dat zij kinderen van God zijn.
‘Wees het zout der aarde’