Wij leven in een wereld waarin de dankbaarheid van mensen, inclusief de dankbaarheid van Christenen, vaak ver te zoeken is. Veel Christenen zijn niet dankbaar voor hun leven, ook al zeggen zij van wel. Maar hun woorden en daden in het leven laten zien, dat zij niet dankbaar zijn. Zo zijn er Christenen, die teleurgesteld zijn, omdat zij een bepaald beeld en een verwachting van het leven hebben gecreëerd, waaraan hun leven niet voldoet en daar vaak andere mensen of God de schuld van geven. Anderen hebben problemen of zitten in situaties vast, waar zij uit willen stappen. Er zijn mensen, die nooit tevreden zijn en alsmaar meer willen hebben. Zij kijken niet naar wat zij hebben, maar zij kijken altijd naar datgene wat ontbreekt. En er zijn mensen, die altijd naar anderen kijken, die succesvol, bekend of knap zijn. Zij zijn jaloers op hun leven, uiterlijk en bezittingen en willen zijn zoals zij zijn. En zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen, waardoor mensen ondankbaar zijn en daardoor gedemotiveerd, ongelukkig en zelfs depressief raken.
In plaats dat zij God dankbaar zijn voor hun leven en voor wat zij hebben en God danken voor alles wat Hij heeft gegeven, mopperen, klagen en jammeren zij bij mensen en bij God.
Het is net als bij het volk Israël. Ondanks al de zorg en voorzieningen van God, jammerden en klaagden velen van het volk en waren nooit tevreden. Doordat zij ontevreden waren en continue klaagden en jammerden gingen zij aan al de zegeningen van God voorbij en gingen het beloofde land niet binnen.
Het volk van God klaagde en jammerde
De manier waarop het volk van God werd verlost uit de macht van Farao was op zich al een groot wonder. Op het moment dat het volk vertrok uit het land Egypte en zij voor de Rode Zee stonden en geen uitzicht meer zagen, betoonde God het volgende wonder, door het geloof en de gehoorzaamheid van Mozes. God splijtte de Rode zee in tweeën, waardoor het volk onder God’s leiding en bescherming in vrijheid de woestijn betrad en de reis kon vervolgen.
Het volk van God was dankbaar, blij en verheugd en betoonde hun dankbaarheid, blijdschap en vreugde met gezang en gedans (Ex 15:1-21).
Maar deze dankbaarheid, vreugde en blijdschap waren enkel een uiting van hun vlees. Het was meer een gevoel dan een houding. En daardoor was hun dankbaarheid, vreugde en blijdschap tijdelijk en niet blijvend.
Want al snel veranderde hun gevoel van dankbaarheid, vreugde en blijdschap in ondankbaarheid, onvrede en gejammer en geklaag.
Het ene moment zongen en dansten zij voor God en het volgende moment zongen en dansten zij voor het gouden kalf, dat zij gemaakt hadden.
Het volk had namelijk een verwachting en beeld gecreëerd van hun God, die niet overeenkwam met de werkelijke God, de Schepper van de hemel en de aarde.
Zij hadden verwachtingen van God, waaraan hun God niet voldeed en wat niet naar hun wil was. En daardoor raakten zij teleurgesteld en begonnen te jammeren en te klagen.
Zij waren al snel de verlossing uit de macht van Farao vergeten. Zij waren niet blij met de vrijheid die God hen had gegeven en al de voorzieningen van God in de woestijn, maar zij waren ongelukkig.
Zij wilden dezelfde dingen en hetzelfde leven als de Egyptenaren, inclusief dezelfde god(en) als de Egyptenaren. Dit kwam duidelijk naar voren, op het moment dat Mozes het volk van God tijdelijk had verlaten om samen met God te zijn en het volk tijdelijk door iemand anders werd geleid en zij afdwaalden en datgene deden wat voor God een gruwel was (Lees ook: Leiders aanstellen, die het volk van God terugleidt naar Egypte).
Gods weg is niet de weg van de oude mens
Maar Gods weg is anders dan de weg van de (gevallen) mens, die naar het vlees wandelt. En daardoor was het volk ondankbaar en klaagden en jammerden velen van het volk en gaven God de schuld voor hun levens.
Zij waren God niet dankbaar voor het eten, dat zij dagelijks van Hem uit de hemel ontvingen. Zij waren niet dankbaar voor de kleding en schoeisel die niet versleten. Zij waren niet dankbaar voor de overwinningen, die zij door God over de andere volkeren behaalden. Zij waren niet dankbaar voor Mozes en Aäron, die God had aangesteld als leider en priester van het volk. Zij waren niet dankbaar voor Go’s leiding, bescherming en de vrijheid die zij door God hadden ontvangen.
Maar bovenal waren zij niet dankbaar voor het feit, dat zij een relatie met hun levende God hadden, in tegenstelling tot de dode Egyptische goden. Want dagelijks, zowel overdag als in de nacht, betoonde God Zich aan Zijn volk en leidde Zijn volk door Zijn Woord, de wolk en vuurkolom door de woestijn naar het beloofde land.
Alhoewel God zelf niet een zichtbare God was, in de vorm van een gesneden beeld, zoals Zijn volk was gewend van de Egyptenaren, was God wel een levende God, waarvan Zijn aanwezigheid en kracht continue zichtbaar was in de natuurlijke wereld.
Iedere keer gaf God Zijn woorden aan Mozes en maakte Mozes Zijn woorden bekend aan het volk.
Maar het ondankbare volk geloofde vaak niet in de woorden van God, die door de mond van Mozes werden gesproken en verwierpen door hun ongeloof Zijn woorden. Zij luisterden liever naar de woorden van mensen, die naar de wil van hun vlees spraken en de wensen, lusten en begeerten van het vlees met hun woorden vervulden.
40 Dagen werden 40 jaren
Verder sprak de Here tot Mozes en Aäron: Hoelang zal het duren dat deze boze vergadering tegen Mij blijft morren? Het gemor, dat de Israëlieten tegen Mij uiten, heb Ik gehoord. Zeg tot hen: Zowaar Ik leef, luidt het woord des Heren, Ik zal zeker met u doen gelijk gij te mijnen aanhoren gesproken hebt! In deze woestijn zullen uw lijken vallen, namelijk zovelen als er van u geteld zijn, naar uw volle getal, van twintig jaar oud en daarboven, omdat gij tegen Mij gemord hebt. Voorwaar, gij zult niet komen in het land, waarvan Ik gezworen heb u daarin te doen wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne en Jozua, de zoon van Nun! En uw kinderen, van welke gij gezegd hebt: Die zullen tot een buit zijn – hen zal Ik er brengen, opdat zij het land leren kennen, dat gij veracht hebt. Maar wat u betreft, uw lijken zullen vallen in deze woestijn, en uw zonen zullen veertig jaar lang in de woestijn rondzwerven en uw overspelig gedrag boeten, totdat uw lijken alle in de woestijn liggen. Overeenkomstig het aantal dagen, gedurende welke gij het land verspied hebt, veertig dagen, zult gij uw ongerechtigheden veertig jaar lang boeten, voor elke dag één jaar, opdat gij weet wat het betekent, als Ik Mij afkeer. Ik, de Here, heb het gesproken. Ik zal dit zeker doen aan heel deze boze vergadering, die tegen Mij samenspant. In deze woestijn zullen zij hun einde vinden en daar zullen zij sterven. De mannen nu, die Mozes uitgezonden had om het land te verspieden, en die, toen zij teruggekomen waren, de gehele vergadering tegen hem hadden doen morren door een kwaad gerucht over het land te verspreiden, deze mannen, die een kwaad gerucht over het land verspreid hadden, stierven door een plaag voor het aangezicht des Heren (Numeri 14:26-37)
Door de ongerechtigheden van het volk, waaronder het geklaag en gejammer, bracht het volk niet 40 dagen door in de woestijn, maar 40 jaren. 40 Jaren waren er voor nodig om de generatie van jammeraars en klagers te verdelgen.
Geklaag en gejammer behagen God niet
Toen het volk aan het klagen was, was het kwaad in de oren des Heeren; de Heere hoorde het en Zijn toorn ontstak, waarop het vuur des Heeren onder hen ontbrandde en aan de rand van de legerplaats woedde (Numeri 11:1)
Het gejammer en geklaag behaagden God niet. Integendeel, de boosheid van God werd aangestoken door hun geklaag en gejammer. Omwille van hun gedrag haalden velen niet het beloofde land. Maar zij werden tijdens de tocht naar het beloofde land door het vuur van God gedood.
God voldeed niet aan hun wil en hun benodigdheden. En daarom was God niet goed, hun leider was niet goed, de voorzieningen van God waren niet goed en ga zo maar door.
En dat allemaal omdat hun beeld en verwachting, die waren gevormd tijdens hun leven in het heidense Egypte niet overeenkwam met God en Zijn Koninkrijk.
En eigenlijk is er in al die jaren niets veranderd in de generatie van de gevallen mens.
Want vele gelovigen zijn niet blij en dankbaar voor hun leven. Velen zijn ontevreden en daardoor klagen en jammeren zij.
Zij zijn nooit tevreden, maar altijd op zoek naar iets nieuws en iets anders om zichzelf (het vlees) te bevredigen. Zij plegen zelfs geestelijk overspel door gewoonten, rituelen en methoden uit heidense religies en filosofieën over te nemen en toe te passen in hun leven (Lees ook: Kun je het geestelijke aspect van oosterse religies en filosofieën scheiden?).
Zij kijken naar de wereld en degenen, die de wereld toebehoren en overladen zijn met de voorzieningen van de wereld en willen dat ook. Hun oog is gericht op de voorzieningen in plaats van op de Voorziener.
Hun verwachting van de zegeningen, komen niet overeen met de zegeningen, die genoemd staan in het Woord. En daardoor raken velen teleurgesteld in God.
Dankbaarheid in het leven van Daniël
Daarop drongen de rijksbestuurders en stadhouders onstuimig bij de koning aan en zeiden tot hem: O koning Darius, leef in eeuwigheid! Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, oversten, stadhouders, raadsheren en landvoogden hebben zich beraden, dat een koninklijk besluit behoort te worden uitgevaardigd en een verbod vastgesteld, dat ieder die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige god of mens behalve tot u, o koning, in den leeuwenkuil zal worden geworpen. Vaardig dan nu, o koning, dat verbod uit en schrijf een bevelschrift, dat onveranderlijk is, naar de wet der Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen. Dus schreef koning Darius dat bevelschrift met dat verbod. Zodra Daniël vernomen had, dat het bevelschrift geschreven was, ging hij naar zijn huis; nu had hij in zijn bovenvertrek open vensters aan de kant van Jeruzalem; en drie maal daags boog hij zich neder op zijn knieën en bad en loofde (dankte) zijn God, juist zoals hij dat tevoren placht te doen. Toen snelden die mannen toe en vonden Daniël biddende en smekende tot zijn God (Daniël 6:7-11).
Daniël behoorde tot de generatie van de oude mens. Maar alhoewel Daniël behoorde tot de generatie van de oude mens en hij geleid werd door het vlees, behoorde zijn leven God toe. Hij had zich onderworpen aan de wil van God in plaats van zijn eigen wil. Waardoor zijn leven in dienst stond van God, in plaats dat God in dienst van hem stond.
Op het moment dat het bevel uitging dat het volk aan niemand anders een verzoek mocht richten dan aan Darius, sloot Daniël geen compromissen met de wereld. Daniel boog niet uit angst en voor de wil van mensen en verliet zijn God niet, door niet te bidden.
Maar Daniel bleef God trouw, ondanks de vervolging en de dreiging van de leeuwenkuil.
Daniel had geen vrees voor mensen, maar Daniel had een vreze voor God. En daarom boog Daniel driemaal daags neer voor het open venster en bad tot Zijn God, zoals hij altijd deed. En in zijn situatie en de dreiging loofde hij oftewel dankte hij onder andere zijn God; de Schepper van de hemel en de aarde en bleef Hem trouw.
Dankbaarheid in het leven van Jezus
Één van de karaktereigenschappen van Jezus was Zijn dankbaarheid. Jezus was God de Vader dankbaar en dankte Zijn Vader altijd in elke situatie. Ongeacht de situaties, moeilijkheden, weerstand, vervolgingen, kwaadsprekerij, valse beschuldigingen en de moeilijke weg, die Jezus moest gaan, bleef Jezus Zijn Vader dankbaar.
Jezus deed waarvoor Hij was aangesteld en waarvoor Hij was gekomen op aarde en niets hield Hem tegen om het werk van de Vader te voleindigen.
Toen Jezus door de Heilige Geest naar de woestijn werd geleid, net zoals het volk van God naar de woestijn werd geleid, was Hij niet ondankbaar en mopperde en klaagde Hij niet.
In tegenstelling tot het volk van God (Israël), dat in de woestijn voor alle voorzieningen van God ondankbaar was en mopperde en klaagde en daardoor 40 jaar in de woestijn verbleef, was Jezus Zijn Vader dankbaar in de woestijn en verbleef 40 dagen in de woestijn.
Zijn vlees hield Jezus niet vast in de woestijn. En Zijn vlees hield Jezus ook later in andere situaties niet tegen, door Jezus te laten klagen en jammeren in situaties.
Jezus wandelde naar de Geest en heerste over Zijn vlees. En daardoor kon Hij het werk van de Vader volbrengen.
Er zijn Christenen, die zeggen, “ja maar, Jezus was de Zoon van God en wij niet.” Maar dat is geen excuus. Aangezien het Woord zegt, dat een ieder, die is wedergeboren in Jezus Christus een zoon van God is geworden en hetzelfde gezag en dezelfde Geest heeft ontvangen als Jezus Christus. Want Jezus was de Eersteling van de nieuwe schepping.
Jezus was gekomen in het vlees en had de mogelijkheid om ongehoorzaam te worden aan God. Net als Adam en net als Lucifer, de duivel.
De ongehoorzaamheid van Lucifer en Adam
Lucifer was volmaakt geschapen en was één van de aartsengelen van God. Lucifer was aangesteld in het hof van Eden in de hemel en diende God, voordat hij van zijn positie viel en een tegenstander van God werd. Lucifer had een leiderspositie en gezag in de hemelse gewesten van God ontvangen en hij diende God.
Maar door zijn ongehoorzaamheid aan God, viel Lucifer van zijn positie als aartsengel. Lucifer werd een gevallen engel, net zoals één derde van de engelen, die onder de heerschappij van Lucifer waren aangesteld en hun leider trouw bleven. Zij werden net als Lucifer op de aarde geworpen en werden gevallen engelen.
Adam was volmaakt geschapen door God. Adam was de zoon van God en was als heerser aangesteld op aarde. Er was geen kwaad aanwezig in de mens, totdat de mens zich met de verkeerde inliet. De mens luisterde naar de woorden van de slang en geloofde in de woorden van de slang. Doordat de mens de woorden van de slang geloofde en opvolgde, wees de mens de woorden van God af en werd de mens ongehoorzaam aan God. Door de ongehoorzaamheid van de mens aan God, viel de mens van zijn positie.
Maar Jezus hield van Zijn Vader. Jezus had Zijn Vader lief met heel Zijn hart, boven alles en iedereen. Daardoor bleef Hij Zijn Vader trouw en verliet Zijn woorden niet. Jezus was dankbaar in elke situatie.
De dankbaarheid van de zonen Gods in elke situatie
Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt in elke situatie, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u (1 Thessalonicenzen 5:16-18)
En zo zijn net als Jezus, de zonen van God dankbaar in elke situatie. De zonen van God (dit geldt voor zowel mannen als vrouwen) wandelen naar de Geest en zijn niet afhankelijk van natuurlijke elementen om God dankbaar te zijn. De zonen van God wandelen niet naar het vlees. Daarom is de dankbaarheid van de zonen van God niet afhankelijk van andere mensen, situaties, omstandigheden of omgeving.
De zonen van God zijn geen klagers, maar zijn dankbaar. Zij gaan met een overwinnaars mentaliteit door al de situaties van het leven heen. Door trouw te blijven aan Gods Woord en door Hem alleen te dienen, zullen zij als overwinnaars uit de strijd komen.
Dit zien wij ook aan het leven van Paulus. Op het moment dat Paulus in gevangenschap onderweg was naar Rome leed hij schipbreuk. Maar in plaats dat Paulus in een hoekje ging zitten en ging jammeren en klagen bij God en de anderen op het schip, moedigde Paulus de anderen aan. Paulus brak het brood en bad tot God en dankte God in de situatie, in het bijzijn van de anderen (Handelingen 27:35).
Ondankbaarheid is een werk van het vlees
Ondankbaarheid is een werk van het vlees. Ondankbaarheid komt voort als de wil van het ‘zelf’ niet wordt vervuld. Zolang je niet wedergeboren bent en het ‘zelf’ oftewel het vlees niet hebt gekruisigd en niet hebt afgelegd, zul je geleid worden door jouw zintuigen, gevoelens, emoties, lusten en begeerten (vlees). Daardoor zul je altijd afhankelijk zijn van natuurlijke elementen, zoals andere mensen, situaties, omgeving en voorzieningen, die jouw wil, jouw verwachting en jouw behoeften moeten voorzien. Als deze niet worden voorzien, zul je ondankbaar zijn en blijven.
Het zal niet uitmaken wat je ontvangt en hoe God in alles voorziet. Zolang je naar het vlees wandelt, zullen jouw ogen altijd gericht zijn op het gemis en gebrek. Want de lusten en begeerten van het oog, zullen nooit voldaan zijn.
Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk; even onverzadelijk zijn de ogen des mensen (Spreuken 27:20)
Maar als jij jouw vlees hebt afgelegd en jouw leven volkomen is toegewijd aan God, dan zul je Hem dankbaar zijn.
Zelfs als je door God wordt geleid naar de woestijn en de beker van de Heere drinkt, zul je deze beker drinken met dankbaarheid naar God toe, net als Jezus (Mattheüs 26:27, Marcus 14:23, Lucas 22:17).
Jij zult God danken in elke situatie, omdat jouw leven Hem toebehoort. Je zult gericht zijn op Hem en Zijn Koninkrijk en om Hem te pleasen in plaats van jezelf. En je zult de Vader eren, behagen en verhogen door Jezus Christus.
Als jij God gaat danken voor al datgene wat jij hebt ontvangen in Hem, zal jouw gemopper en geklaag als snel veranderen in blijdschap en vreugde en zal de dankbaarheid in jouw leven terugkeren.
Dankbaarheid is geen gevoel, maar een houding
Dankbaarheid is geen gevoel en is niet tijdelijk. Maar dankbaarheid is een voortdurende houding van de zonen Gods naar hun Vader en vervolgens naar de mensen om hen heen.
De ware dankbaarheid is niet afhankelijk van natuurlijke elementen, zoals andere mensen, (toekomstige) situaties, de omgeving en/of voorzieningen, want zelfs de rijkste mensen kunnen de meest ondankbare mensen zijn en nooit tevreden zijn.
Maar de ware dankbaarheid is altijd aanwezig in het hart van de zonen Gods, die wandelen naar de Geest en daarom niet zoals de wereld afhankelijk zijn van natuurlijke elementen .
Als zoon van God ben je God altijd dankbaar. Je bent dankbaar voor wat God voor jou heeft gedaan, jouw verlossing en de erfenis, die de Vader aan jou door Jezus heeft gegeven. Je bent dankbaar voor Zijn Heilige Geest en jouw relatie met Hem. Je bent dankbaar voor alle voorzieningen en alle macht, die Hij aan jou heeft toevertrouwd.
Als jij de Vader wilt behagen, dan behoort dankbaarheid in jouw leven thuis. Want de Vader gruwelt van al het gemopper, geklaag en gejammer van Zijn volk.
Als jij wandelt als zoon van God, dan zul je niet gericht zijn op jezelf, maar op Hem. Je zult dankbaar zijn en vanuit die dankbaarheid wandelen en God met jouw leven verhogen.
‘Wees het zout der aarde’