Nehemia was een schenker van koning Artachsasta, wiens hart naar God uitging. God zag Nehemia’s hartgesteldheid en plantte in zijn hart de bewogenheid en gedrevenheid om de erbarmelijke staat van Jeruzalem en haar inwoners te herstellen. Na de voltooiing van Gods werk, dacht Nehemia dat de Israëlieten weer veilig konden wonen en leven overeenkomstig de woorden en geboden van God. Maar dat was niet het geval. De vijand, die voorheen probeerde binnen te komen en Gods werk te stoppen, maar bij Nehemia daar niet in slaagde, slaagde er wel in, om tijdens zijn afwezigheid niet alleen Jeruzalem, maar ook Gods huis binnen te komen. In plaats dat de mens lering trekt uit het verleden, vervalt de mens in dezelfde dwaasheid. Het kwaad weet nog steeds op dezelfde manier binnen te komen in Gods huis. Door welke toegangspoort kwam de vijand Gods huis binnen en door welke toegangspoort komt de vijand nog steeds Gods huis binnen?
De bewogenheid van Nehemia voor Jeruzalem en de Joden en zijn gebed tot God
Nadat Nehemia van zijn broeder Chanani hoorde over de erbarmelijke staat van Jeruzalem (de muren die waren afgebroken en de poorten, die waren verbrand) en de rampspoed en smaad waarin de ontkomen Joden, die uit gevangenschap waren overgebleven, in verkeerden, werd Nehemia met ontferming bewogen en gedreven om iets te doen.
En dus wendde Nehemia zich tot de Heere, de God van de hemel en bad en vastte tot Hem. Want Nehemia wist, dat alleen God een verandering kon brengen in de staat van Jeruzalem en haar inwoners.
Nehemia verootmoedigde zich voor de Heere en toonde berouw. Hij deed belijdenis over de zonden van de Israëlieten, die zij tegen God bedreven hadden.
Zij waren niet trouw gebleven aan de woorden van God en hadden Zijn geboden, inzettingen en verordeningen niet onderhouden. Maar zij hadden zijn verbond verlaten en echtbreuk gepleegd met God.
Nehemia herinnerde God aan Zijn woorden, die Hij tot Mozes had gesproken. Namelijk, dat als zij God zouden verlaten, God hen zou verstrooien onder de volken. Maar als zij zich zouden bekeren en terugkeren naar God en Zijn geboden zouden onderhouden, dan zou God hen vergaderen waar zij ook waren en hen terugbrengen naar de plaats, die God verkoren had om daar Zijn Naam te doen wonen.
God bewerkte het hart van koning Artachsasta
De gebeden van Nehemia werden door God gehoord en verhoord. God bewerkte het hart van de koning van Babylon, die de macht en de middelen had om Nehemia te helpen met de wederopbouw van Jeruzalem.
De koning verhoorde het verzoek van Nehemia. Hij gaf hem de tijd, de middelen en de bevoegdheid (door middel van brieven) om naar Juda te reizen en de muur en de poorten van Jeruzalem te herbouwen.
Nehemia kwam in het vizier van de vijand
Samen met de legeroversten en ruiters, die de koning had meegezonden, ging Nehemia op weg naar Jeruzalem. Toen Nehemia bij de landvoogden van het gebied over de rivier aankwam, overhandigde Nehemia hen de brieven van de koning.
Maar toen de Choroniet Sanballat en de Ammonitische slaaf Tobia dit hoorden, werden zij zeer ontstemd over het feit, dat er iemand gekomen was om het goede van de Israëlieten te zoeken.
Nehemia was in hun vizier gekomen en dat had gevolgen voor het verloop van de wederopbouw van de muur en de poorten van Jeruzalem.
Eenmaal in Jeruzalem aangekomen, hield Nehemia zijn mond over de reden van zijn komst. Hij deelde met niemand, wat God in zijn hart had gepland. Niet met de Joden, niet met de priesters, niet met de edelen, en ook niet met de leiders en de overige beambten.
Nehemia riep Gods volk op om de muur van Jeruzalem te herbouwen
In de nacht trok hij met enkele mannen erop uit, om de staat van de muren, die afgebroken waren en de poorten, die afgebrand waren, te onderzoeken.
Pas na zijn onderzoek sprak Nehemia met de Joden, de priesters, de edelen, de leiders en de overige beambten. Hij confronteerde hen met de rampspoed, waarin zij verkeerden. Jeruzalem was verwoest en zijn poorten waren met vuur verbrand.
Nehemia riep hen op, om de muur van Jeruzalem te herbouwen, zodat zij niet langer een voorwerp van smaad zouden zijn. Zij beantwoordden zijn oproep door hem te beloven dat zij zich zouden klaarmaken voor de herbouw.
De spottende woorden van de vijand, weerhielden Nehemia niet om de muur van Jeruzalem te herbouwen
Maar toen Sanballat, Tobia en de Arabier Gesem het hoorden, bespotten en verachtten zij hen en zeiden wat zij daar deden en of zij tegen de koning in opstand kwamen. Nehemia antwoordde hen en zei,
De God des hemels, Hij zal het ons doen gelukken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen; gij echter hebt deel noch recht noch gedachtenis in Jeruzalem.
Nehemia 2:20
Nehemia wist wie God was en vreesde de Heere, omdat hij bekend was met Zijn almacht, kracht en wonderbaarlijke werken.
Daarom weerhielden deze spottende woorden, die een dreiging in zich droegen en bedoeld waren om Nehemia en het volk te intimideren, Nehemia niet om door te gaan.
Zijn geloof in God en overtuiging in Zijn woorden en zijn vastberadenheid was groter dan de spottende woorden van deze mensen, die hem tegenstonden en hem wilden weerhouden om Jeruzalem weder op te bouwen.
Nehemia en het volk maakten zich gereed voor de wederopbouw van de muren en poorten van Jeruzalem
Nehemia en het volk maakten zich gereed voor de wederopbouw van de muren en poorten van Jeruzalem. Ieder kreeg zijn eigen deel om te herbouwen.
Zo maakte bijvoorbeeld de hogepriester Eljasib zich klaar met zijn broeders de priesters en herbouwden de Schaapspoort. Zij heiligden haar en brachten vervolgens de deuren aan en heiligden haar tot aan de de Meatoren en de Chananeltoren.
En zo bouwde ieder aan zijn toegewezen deel van de muur (Nehemia 3).
De eerste poging van de vijand om de bouw van de muur te stoppen
Maar toen Sanballat hoorde, dat zij de muur aan het herbouwen waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer. Hij bespotte de Joden door te zeggen in de nabijheid van zijn broeders en het leger van Samaria, Wat doen die machteloze Joden? Zal men hen laten begaan? Zullen zij offeren, zullen zij vandaag gereed komen? Zullen zij de stenen uit de puinhopen, die verbrand zijn, weer tot leven wekken?
De Ammoniet Tobia stond naast hem en deed er nog een schepje boven op. Hij bespotte de Joden en hun werk door te zeggen, Al bouwen zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen muur opspringt, doet hij hem afbrokkelen.
Wederom liet Nehemia zich door deze spottende woorden niet intimideren nog weerhouden om Gods werk te volbrengen.
Nehemia reageerde niet, maar bad tot God. Hij bad, dat hun smaad op hun eigen hoofd zou terugkeren en Hij hen als buit over zou geven in een land van gevangenschap, en ging vervolgens gewoon door (Nehemia 4:1-6).
De tweede poging van de vijand om de bouw van de muur te stoppen
Toen Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten hadden gehoord dat het herstel van de muren van Jeruzalem vorderde en dat de bressen zich begonnen te sluiten, ontstaken zij in hevige woede. Zij maakten met elkaar een samenzwering om ten strijde te trekken tegen Jeruzalem en er verwarring te stichten.
Maar Nehemia en de anderen baden tot hun God. En door de houding van hun vijand, zetten zij dag en nacht een wacht tegen hen uit.
God verijdelde het boze plan van de vijand, die ongemerkt wilde binnenkomen, hen doden en het werk stopzetten
Juda zeide: De kracht der dragers schiet te kort en puin is er te veel; wij zijn niet in staat de muur te bouwen. Onze tegenstanders echter zeiden: Zij zullen niet merken noch gewaarworden, totdat wij in hun midden komen, hen doden en het werk stopzetten. Toen de Joden die bij hen woonden, het ons wel tienmaal kwamen zeggen, uit al de plaatsen die onze zijde kozen, liet ik, op de laagst gelegen gedeelten van het terrein achter de muur, het volk zich, naar hun geslachten geordend, opstellen met hun zwaarden, speren en bogen. Ik zag toe, en stond op en zeide tot de edelen, de leiders en het overige volk: Vreest toch niet voor hen; denkt aan de grote en geduchte Heere en strijdt voor uw broeders, uw zonen en uw dochters, uw vrouwen en uw huizen (Nehemia 4:10-14)
God verijdelde het boze plan van de vijand, die ongemerkt wilde binnenkomen en eenmaal binnengekomen, hen wilde doden en het werk stopzetten.
Nadat de vijand had gehoord, dat zij op de hoogte waren van hun boze plan, konden zij weer terugkeren naar de muur en hun werk vervolgen met een kleine aanpassing.
De ene helft van de knechten deed het werk. De andere helft droeg de speren, de schilden, de bogen en de pantsers. En de oversten stonden achter het gehele huis Juda, die aan de muur bouwden.
De lastdragers deden het werk met de ene hand, terwijl zij met de andere hand de werpspies vasthielden. De bouwers hadden ieder zijn zwaard aan de heup gegord terwijl zij aan het bouwen waren.
Aangezien het werk groot en wijd was en zij op de muur ver van elkaar waren afgezonderd, was er iemand aangesteld om op de bazuin te blazen, wanneer het volk verzameld moest worden bij Nehemia (Nehemiah 4:18-20).
Nehemia had aangegeven om tijdens de bouw binnen de muren van Jeruzalem te blijven, zodat er een wacht aangesteld kon worden en zij veilig zouden zijn.
De derde poging van de vijand om de bouw van de muur en de poorten van Jeruzalem te stoppen
Je zou denken, dat Sanballat, Tobia, Gesem en de rest van de vijanden, na al die pogingen om Gods volk te intimideren en te ontmoedigen en te stoppen, Gods volk met rust zou laten. Maar dat was niet zo. Zij gingen door met het vinden van een manier om de bouw tot stilstand te brengen.
Aangezien Nehemia de aanstichter van dit alles was, probeerden zij Nehemia te verleiden tot zonde.
Zij zonden brieven en nodigden Nehemia uit om samen te komen in Kefirim in het dal van Ono. Maar Nehemia was niet dwaas maar wijs en voorzag hun boze plan om hem kwaad te doen.
Nehemia zond boodschappers en berichtte hen, dat hij met een groot werk bezig was en daarom niet kon komen. Hij liet zich niet verleiden en afleiden door bijzaken. Maar hij hield zijn ogen gericht op het grote werk dat verricht moest worden.
Zij zonden niet eenmaal een brief om hem uit te nodigen, maar wel viermaal. Maar Nehemia beantwoordde hun uitnodigingen steeds met dezelfde wijze woorden.
Toen hun plan niet werkten, stuurde Sanballat voor de vijfde keer een open brief met leugens, waarmee hij Nehemia angst probeerde aan te jagen, zodat hij alsnog zou komen. Maar in plaats dat Nehemia bevreesd werd door zijn leugens, schreef hij een brief terug, waarin hij schreef dat zijn woorden niet op waarheid berustten, maar voortgekomen waren uit zijn eigen hart.
Zij probeerden hen angst aan te jagen door te zeggen, dat hun handen het werk zouden nalaten en het niet afgemaakt zou worden. Maar Nehemia zei (tot God), sterk mijn handen
De vierde poging van de vijand om de bouw van de muur en de poorten te stoppen
Toen Nehemia in het huis van Semaja was, omdat hij zichzelf had opgesloten, zei Semaja dat zij naar Gods huis moesten gaan, binnen in de tempel en de deuren moesten sluiten, aangezien zij zouden komen om Nehemia te doden.
Maar Nehemiah geloofde zijn woorden niet en handelde niet naar zijn woorden.
Hij liet zich geen vrees aanpraten en handelde niet vanuit die vrees, waardoor hij zou zondigen en de anderen stof gegeven zou hebben om kwaad over hem te spreken en een smaad op hem te werpen.
Nehemia merkte duidelijk, dat God Semaja niet had gezonden, maar dat Tobia en Sanballat hem hadden omgekocht om deze profetie over hem uit te spreken en hem bevreesd te maken.
En Semaja was niet de enige valse profeet, die hem bevreesd probeerde te maken en probeerde tegen te houden. Ook de profetes Noadja en overige profeten hadden geprobeerd om Nehemia bevreesd te maken, echter zonder succes.
Ook Tobia slaagde er niet in met met zijn brieven aan zijn eedgenoten in Juda (familieleden) Nehemia bevreesd te maken (Nehemia 6:17-19).
Nehemia werd niet bevreesd, omdat hij op de Heere zijn God vertrouwde
Nehemia bleef trouw aan God en het werk wat God aan Nehemia gegeven had om te doen. Hij was niet bevreesd geworden en had zich niet laten intimideren en beïnvloeden door de leugens van de vijand.
Ook nam Nehemia geen wraak. Maar Nehemia legde alles neer bij God, de rechtvaardige Rechter, die al het kwaad van de vijand had gezien tijdens de wederopbouw van Jeruzalem.
En zo bouwden Nehemia en het volk stug door aan de muur. Na 52 dagen was de bouw voltooid.
En de vijanden, die voorheen triomfeerden en Nehemia en het volk bespotten en probeerden te intimideren, bang te maken en om te brengen, die waren zelf bevreesd geworden en zeer teneergeslagen. Zij erkenden dat het werk met behulp van hun God was gedaan.
Gods huis en de dienst van de Heere werden in ere hersteld
Na de wederopbouw van de muur en de poorten van Jeruzalem werd alles ingevuld naar de wil van God. De Wet van Mozes kwam weer tevoorschijn. Zij onderzochten de Wet en voerden de wetten van God weer in en deden alles in gehoorzaamheid aan de woorden en geboden van God.
Alles werd in ere hersteld. Niet alleen Jeruzalem, maar ook de relatie tussen God en Zijn volk en Zijn Huis.
De gemeente had zich bekeerd van haar halsstarrigheid en zonden (misdaden).
De gemeente beloofde God te dienen en Zijn geboden en inzettingen te onderhouden en sloot opnieuw een verbond met God.
Omdat de gemeente zich bekeerde en terugkeerde naar God, keerde God terug naar Zijn volk. Hij zag om naar Zijn volk, beschermde Zijn volk en zorgde voor Zijn volk.
Ook Gods huis werd niet langer aan zijn lot overgelaten, maar werd hersteld.
De Levieten werden verzameld en aangesteld in de door God aangewezen positie, zoals beschreven in de Wet van Mozes. En Zijn woorden, wetten en inzettingen werden weer ingevoerd.
Zodra zij iets lazen, dat niet overeenkwam met hun handel en wandel, veranderden zij hun handel en wandel overeenkomstig het Woord van God. In plaats dat zij het Woord van God aanpasten aan hun handel en wandel.
De Israëlieten pasten hun leven aan de Wet aan
Zo lazen zij bijvoorbeeld, dat geen Moabiet of Ammoniet in de gemeente van God mocht komen. Waarom? Omdat zij de Israëlieten niet met brood en water tegemoet waren gekomen en Bileam tegen hen had ingehuurd om hen te vervloeken.
Zodra zij over deze wet hoorden, zonderden zij diegenen van gemengde afkomst van Israël af. Zo’n ontzag hadden zij voor hun Almachtige God.
Maar alhoewel het volk zo handelde, handelde de leiders niet altijd op dezelfde wijze. Neem bijvoorbeeld de hogepriester Eljasib, die aangesteld was over de kamers van het huis van God.
Toen Nehemia aanwezig was in Juda, was er orde en verliep alles overeenkomstig de wil van God. De vijand kreeg geen enkele kans om binnen te komen en Gods werk te stoppen.
Maar tijdens de afwezigheid van Nehemia wist de vijand binnen te komen, via de hogepriester Eljasib.
Hoe kon de vijand Jeruzalem en Gods huis binnenkomen en verontreinigen?
Daar waar Nehemia de vijanden van God had weerstaan en had voorkomen dat het verwoestende kwaad binnen zou komen in Jeruzalem, daar opende de hogepriester Eljasib de deuren voor de vijand en het verwoestende kwaad om binnen te komen.
De hogepriester opende niet alleen de poorten van Jeruzalem voor de vijand en het kwaad, maar hij opende ook de deuren van Gods huis (de tempel) voor de vijand en het kwaad.
Hij maakte het zelfs nog erger, door een kamer in Gods huis te geven aan de vijand, genaamd Tobia, de Ammoniet.
Het was dezelfde Tobia, die één van de vijanden van God en de Joden was en zijn best had gedaan om de herbouw van de muur en de poorten van Jeruzalem te verhinderen en te stoppen.
Het was dezelfde Tobia, die Nehemia probeerde te intimideren en bevreesd te maken en te verleiden tot zonde. Ja, hij probeerde zelfs Nehemia en de andere Joden om te brengen.
Maar onder het leiderschap van Nehemia kreeg Tobia geen enkele kans om binnen te komen en zijn boze plannen ten uitvoer te brengen, zelfs niet via zijn familie en relatie’s (Nehemia 6:17-19).
Pas nadat Nehemia weg was, zag de vijand Tobia zijn kans schoon om niet alleen Jeruzalem, maar ook Gods huis binnen te komen en tot zijn verblijfplaats te maken. Hierdoor kwam het kwaad binnen en werd Gods huis verontreinigd.
Hoe lukte het de vijand Tobia om Gods huis binnen te komen? Door zijn familie.
De vijand kon Gods huis binnenkomen door familiebanden
Tobia was namelijk familie (bloedverwant) van de hogepriester Eljashib. Daarnaast was hij ook nog eens een dienaar en partner in crime van Sanballat, de schoonzoon van de hogepriester Eljasib.
In plaats dat de hogepriester Eljasib dezelfde houding en vreze voor God had als Nehemia en handelde overeenkomstig de woorden en geboden van God, zoals hij had beloofd, had deze hogepriester een grotere vreze voor zijn familie Tobia, de Ammoniet.
Doordat hij een grotere vreze voor zijn familie had dan voor God, plaatste hij zijn familie boven God.
En door het binnenlaten van zijn familie, die een vijand van God was en in vijandschap met God leefde, in Gods huis verliet hij God en de Wet van Mozes, die hij als hogepriester behoorde te vertegenwoordigen, gehoorzamen en overeenkomstig te handelen.
De hogepriester Eljasib was bekend met de wil van God omtrent de Ammonieten en de kamers in Gods huis.
Maar Eljasib verwierp de woorden van God en handelde naar zijn eigen inzicht. Hij zag er geen kwaad in om een grote kamer, die gereinigd en toegewijd was aan de Heere, leeg te maken en in te richten en aan de vijand van God; de Ammoniet Tobia te geven.
En zo ontruimde de hogepriester één van de grote kamers, die bedoeld was voor het spijsoffer, de wierook, het gerei, en de tienden van het koren, van de most en van de olie, het wettige aandeel van de Levieten, de zangers en de poortwachters en de heffing van de priesters, en richtte de grote kamer in en gaf deze aan Tobia de Ammoniet.
Nehemia wierp de vijand en het verwoestende kwaad uit Gods huis en reinigde Gods huis
Maar toen Nehemia gedurende zijn verlof terugkeerde naar Jeruzalem en het kwaad bemerkte, dat Eljasib had begaan door voor Tobia een kamer in te richten in de voorhoven van het huis van God, werd hij zeer ontstemd en wierp al de huisraad van Tobia het vertrek uit.
Nehemia gaf het bevel om de vertrekken te reinigen en bracht het gerei van het huis van God, het spijsoffer en wierook daarin weer terug.
Maar dat was niet de enige zonde. Er waren meerdere zonden, die tijdens de afwezigheid van Nehemia, waren binnengekomen in de levens van de Israëlieten en Gods huis.
Waarom hadden zij Gods huis aan zijn lot overgelaten?
Zo kwam Nehemia erachter, dat de bijdragen voor de Levieten niet waren gegeven. Hierdoor waren zij naar hun akker teruggekeerd.
Nehemia keek niet stilzwijgend toe, hoe Gods huis aan zijn lot was overgelaten. Maar Nehemia nam meteen actie. Hij onderhield de leiders erover en vroeg hen, waarom zij Gods huis aan zijn lot hadden overgelaten.
Terwijl Nehemia Gods huis, de dienaren en de dienst had hersteld en betrouwbare priesters had aangesteld, althans dat dacht hij, en aan hen de zorg voor de voorraadkamers had toevertrouwd, hadden zij Gods huis verontreinigd en verwaarloosd.
Zij hadden de sabbatdag ontheiligd
Ook zag Nehemia, dat er tegen Gods gebod in, werk werd verricht en handel werd gedreven op de sabbat. Nehemia onderhield de edelen van Juda hierover. Hij confronteerde hen met het feit, dat zij de sabbat hadden ontheiligd. Hij haalde hun vaders aan, die hetzelfde kwaad hadden gedaan en daardoor de rampspoed over zich hadden gehaald.
Nehemia gaf meteen het bevel om de deuren te sluiten, zodra de poorten van Jeruzalem hun schaduw afwierpen, en niet zou openen tot na de sabbat. Hij stelde enige van zijn knechten bij de poorten op. Dit deed hij, om te voorkomen dat er vracht zou binnenkomen.
En de handelaren, die buiten de muur van Jeruzalem overnachtten, waarschuwde hij, dat als zij nog een keer zouden overnachten buiten de muur van Jeruzalem hij de hand aan hen zou slaan. Vanaf dat moment, kwamen zij niet meer op sabbat.
Nehemia beval de Levieten, dat zij zich zouden reinigen en de poorten bewaken om de sabbatdag te heiligen
De vermengde huwelijken van de Judeeërs met de heidense vrouwen
Ook zag Nehemia de vermengde huwelijken, die tot stand gekomen waren, terwijl God dit had verboden in de Wet. Nehemia onderhield hen over hun grote kwaad en ontrouw aan God. Hij vervloekte hen en sloeg enigen van hen en trok de haren uit.
Hij bezwoer hen bij God, dat zij hun dochters niet aan vreemden zouden geven en geen van hun dochters aan hun zonen zouden geven.
Nehemia haalde Salomo als voorbeeld aan, die geliefd was bij God, maar door zijn liefde voor vreemde vrouwen, afviel van de levende God en zondigde. (Lees ook: De weg van vernietiging).
Een van de zonen van Jojada, de zoon van de hogepriester Eljasib, was schoonzoon van de Choroniet Sanballat. Hij was dus tegen het gebod van God in met een heidense vrouw getrouwd.
Maar Nehemia handelde niet met aanzien des persoons.
Nehemia maakte geen uitzondering, omdat hij de zoon van een priester en de kleinzoon van de hogepriester was. Maar Nehemiah handelde overeenkomstig het woord van God en joeg hem van hem weg.
Nehemia was trouw gebleven aan God en vroeg God om hem ten goede te gedenken
Nehemia vroeg God om te gedenken, hoe zij het priesterschap en het verbond van het priesterschap en van de Levieten hadden bevlekt.
Hij had hen gereinigd van al het vreemde en had beschikkingen getroffen voor de taak van de priesters en de Levieten, ieder in zijn werk, eveneens voor leveringen van het hout op vastgestelde tijden en voor de eerstelingen. Hij vroeg God om hem ten goede te gedenken (Nehemia 1-13)
De staat en orde in een gemeente hangt af van een krachtige leider, die God vreest en in Zijn wegen wandelt
Nehemia was een krachtige leider, die zijn kracht aan God te danken had. Hij vertrouwde op God en was gewillig, nederig, dienend en gehoorzaam aan God. Hij was bewogen, gedreven, vastberaden en trouw aan God en Zijn werk.
Maar bovenal had Nehemia een vreze voor God, de Almachtige, de Schepper van de hemel en de aarde en al wat daarin is. Hierdoor wandelde hij in gehoorzaamheid aan de woorden en geboden van God en zondigde niet.
Nehemia herstelde de chaos in Jeruzalem door de muur en poorten van Jeruzalem te herbouwen.
Hij reinigde het volk, herstelde Gods huis en voerde de wetten en inzettingen van God in.
Hij liet de vijand niet binnen en liet het kwaad niet toe. Maar Nehemia rekende af met het kwaad in de gemeente en met de vijand (en het kwaad), die probeerde binnen te komen.
En toen hij bemerkte, dat de hogepriester de vijand had binnengelaten in Gods huis, wierp hij de vijand meteen uit Gods huis.
Nehemia liet zich niet intimideren en angstig maken door de woorden van mensen en hun brieven, ongeacht hun (familie) relatie of positie in de maatschappij. Hij liet zich niet beïnvloeden, misleiden en angst aanjagen door zijn medebroeders en zusters, die vals profeteerden over zijn leven, nog door de hooggeplaatsten.
Ook liet Nehemia zich niet afleiden van zijn doel door zich bezig te houden met leugens en bijzaken.
Nehemia was op God gericht en deed het werk, dat God hem had toevertrouwd en volbracht Zijn werk.
Leiders als Nehemia zijn er bijna niet meer
Leiders met dezelfde instelling en mentaliteit als Nehemia zijn er bijna niet meer. Nehemia was geen mensenbehager, maar een behager van God.
Zijn vreze voor God was groter dan zijn vreze voor mensen. Hierdoor kon de vijand (en het bijbehorende kwaad), die probeerde binnen te komen, niet binnenkomen tijdens zijn aanwezigheid.
Pas nadat Nehemia Jeruzalem verliet, wist de vijand en het kwaad binnen te komen en zich te zetten in Gods huis.
Door welke toegangspoort komt de vijand Gods huis binnen?
En zoals de vijand en het kwaad wist binnen te komen in Gods huis in de tijd van Nehemia, zo weet de vijand en het kwaad nog steeds binnen te komen in de kerk; Gods huis. Waardoor? Zoals het ook in de tijd van Nehemia binnenkwam, namelijk door de familie (bloedverwanten).
Door de inmenging, beïnvloeding en de zonde van familieleden, en dan met name van kinderen, hebben veel kerkleiders concessies gedaan en zijn toleranter geworden omtrent de zonde en ongerechtigheden.
Wat voorheen als kwaad werd beschouwd en verboden was in de kerk, wordt nu getolereerd en als normaal beschouwd.
Als iemand veraf staat en zondigt of in zonde leeft is het makkelijk om het standpunt van Gods Woord (de Bijbel) in te nemen en de wil van God te vertegenwoordigen en Zijn woorden en geboden na te leven en de persoon aan te spreken op zijn of haar zonde.
Maar wat doe je als jouw eigen kind dezelfde zonde bedrijft?
Als jouw zoon of dochter dezelfde zonde bedrijft, ben je dan nog steeds zo stellig?
Houd jij nog steeds vast aan de woorden van God en blijf je trouw aan Jezus en blijf je naar de Geest wandelen en de gerechtigheid vertegenwoordigen en scheid jij je af van de zonde?
Of ga je ineens de zonde van een andere kant belichten? Vanuit de situatie van jouw zoon of dochter en laat jij je leiden door het vlees; jouw gevoelens en open je de deur voor de vijand en het kwaad en doe je concessies met de duisternis, omdat jij jouw kind niet wilt verliezen?
Concessies doen met de zonde en buigen voor de vijand, om jouw zoon of dochter (of vader, moeder, zus, broer) niet te verliezen
Hoeveel voorgangers, oudsten en diakenen waren voorheen fel tegen samenwonen en lieten dat duidelijk merken in de gemeente, totdat hun zoon of dochter met het bericht naar hen toekwam om te gaan samenwonen en zij hun standpunt hebben veranderd en hebben gebogen voor de duivel en de zonde hebben toegelaten in de kerk?
Hoeveel voorgangers, oudsten en diakenen waren voorheen faliekant tegen overspel en echtscheiding en verkondigden hun standpunt, dat overeenkomstig het Woord was, in de gemeente, totdat hun eigen zoon of dochter met het bericht kwam om te gaan scheiden en zij van standpunt veranderden en de echtscheiding hebben geaccepteerd en genormaliseerd in de kerk.
En hoeveel voorgangers, oudsten en diakenen, die voorheen zo stellig waren en spraken overeenkomstig Gods Woord, zijn door de mening en de levenstyle van hun kinderen beïnvloed en langzaam wereldgelijkvormig geworden.
De duivel kan levens en kerken binnenkomen en terrein winnen, waar de liefde voor God en de vreze voor God ontbreekt in het hart van leiders en gelovigen en Jezus niet de allerbelangrijkste Persoon is in het leven, maar het familielid. (Lees ook: De geest van Eli).
Wie vader of moeder, zoon of dochter liefheeft boven Jezus is Hem niet waardig
Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig (Mattheüs 10:34-38)
Daarom zei Jezus, dat als jij jouw vader, moeder, zoon of dochter liefheeft boven Hem (het Woord) jij Hem niet waardig bent.
Liefhebben betekent, dat jij Zijn woorden gelooft en doet wat Hij zegt en Zijn geboden onderhoudt, ongeacht de mening en het besluit van jouw vader, moeder, zoon of dochter, om de woorden van God te verwerpen en in ongehoorzaamheid aan God in de duisternis te leven en de werken van het vlees te doen, die tegen de wil van God ingaan.
Jezus waarlijk liefhebben heeft een prijs.
Als jij Jezus waarlijk liefhebt, dan kost dit jou niet alleen jouw eigen leven (dat je hebt afgelegd in Christus), maar het kan ook jouw familie en vrienden kosten. Tenzij je buigt voor de wil van de vijand en concessies doet met de zonde en de duisternis binnenlaat.
Want als jij concessies doet en de zonde tolereert, door de zondige levensstyle te accepteren, zul je hen niet verliezen, maar Jezus.
Door concessies te doen buig je voor de duivel, die in de kinderen des ongehoorzaamheid werkt, en accepteer je zijn boze werken en heb je deel aan zijn boze werken.
Gods huis is aan zijn lot overgelaten, de poorten van de kerk zijn verlaten
Apostelen, evangelisten, profeten, voorgangers, leraars en oudsten, die de verantwoordelijkheid hadden om de poorten van de Gemeente (de Kerk) te bewaken en de gelovigen van de gemeente op te voeden tot geestelijke volwassenheid in de wil van God, hebben hun verantwoordelijkheid verzaakt en de duivel (de vijand) en de zonde (het kwaad) toegelaten in de gemeente door de beïnvloeding en/of de zonden van hun zonen, dochters, ouders of andere familieleden.
De poorten van de kerk, die goed bewaakt zijn geweest en waar het recht werd gesproken overeenkomstig Gods Woord (de Bijbel), zijn verlaten.
De Heilige Geest en het Woord, die de wil van God vertegenwoordigen, hebben plaatsgemaakt voor de mens en de wil en de lusten en begeerten van het vlees. Omdat niet God, maar de mens de hoogste plaats heeft ingenomen in de harten van veel Christenen.
De vijand en tegenstanders van God gebruiken nog steeds dezelfde toegangspoort om binnen te komen en Gods werk te stoppen
De vijand (de duivel) en tegenstanders van God waren gewiekst in de tijd van Nehemia. Maar de duivel en de vijanden van God zijn nog steeds gewiekst. Zij geven niet zo snel op, zoals veel Christenen doen. Maar zij zijn volhardend en doen hun uiterste best om een opening te vinden en binnen te komen en zich vervolgens te vestigen in de gemeente en Gods huis te verontreinigen.
Zij gebruiken dezelfde toegangspoort om Gods huis binnen te komen. En zij gebruiken dezelfde methoden om Christenen te intimideren, angstig te maken en te doen zondigen en tot zwijgen en stilstand te brengen, zodat Gods werk gestopt wordt.
Nehemia was geboren onder de wet en behoorde tot de generatie van de gevallen mens (de oude schepping), die in het Oude Verbond leefde. Maar veel Christenen, die een nieuwe schepping in Christus zijn geworden en onder de genade in het Nieuwe Verbond leven, kunnen een voorbeeld nemen aan Nehemia’s loyaliteit, gedrag, en mentaliteit, maar bovenal zijn liefde en vreze voor zijn God.
‘Wees het zout der aarde’