Wist u dat in Gibea hetzelfde gebeurde als in Sodom? Dat in deze stad ook de inwoners niet naar elkaar omkeken, egoïstisch waren en de mannen gemeenschap wilden hebben met andere mannen? Het enige verschil is dat Sodom (en Gomorra) werd vernietigd door zwavel en vuur en Gibea door het zwaard en vuur. Laten wij beide gedeelten eens bekijken en met elkaar vergelijken:
Sodom
En de twee engelen kwamen in de avond te Sodom. Lot zat in de poort van Sodom en toen Lot hen zag, stond hij op, ging hun tegemoet, boog zich neder met het aangezicht ter aarde, en zeide: Zie toch, mijne heren, neemt toch uw intrek in het huis van uw knecht, overnacht en wast uw voeten, dan kunt gij morgenvroeg uws weegs gaan. Maar zij zeiden: Neen, wij zullen de nacht op het plein doorbrengen. Toen hij echter sterk bij hen aandrong, namen zij bij hem hun intrek en kwamen in zijn huis; en hij bereidde voor hen een maaltijd en bakte ongezuurde koeken, en zij aten. Zij hadden zich nog niet ter ruste gelegd, of de mannen der stad, de mannen van Sodom, omsingelden het huis, van jong tot oud, de gehele bevolking, niemand uitgezonderd, en zij riepen Lot toe en zeiden tot hem: Waar zijn de mannen, die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen bij ons buiten, opdat wij met hen gemeenschap hebben.
Toen ging Lot tot hen naar buiten, maar de deur sloot hij achter zich toe, en hij zeide: Mijn broeders, doet toch geen kwaad; zie toch, ik heb twee dochters, die met geen man gemeenschap hebben gehad; laat mij die tot u naar buiten brengen en doet met haar, zoals goed is in uw ogen; alleen doet deze mannen niets, want daartoe zijn zij onder de schaduw van mijn dak gekomen. Maar zij zeiden: Ga op zij! En zij zeiden: Deze ene is als vreemdeling komen vertoeven om ons geheel en al de wet te stellen! Nu zullen wij u meer kwaad doen dan hun. En zij drongen sterk op tegen de man, tegen Lot, en kwamen naderbij om de deur open te breken. Maar die mannen staken hun hand uit, trokken Lot tot zich naar binnen en sloten de deur. En de lieden, die bij de ingang van het huis waren, sloegen zij met blindheid, van klein tot groot, zodat zij zich tevergeefs moeite gaven om de ingang te vinden (Gen 19:1-11)
Toen liet de Heere zwavel en vuur op Sodom en Gomorra regenen, van de Heere, uit de hemel; en Hij keerde die steden om, benevens de gehele Streek, met al de inwoners der steden en het gewas van de aardbodem (Gen 19:24,25)
Gibea
Toen zij (de Levitische man, zijn bijvrouw en zijn knecht) dicht bij Jebus waren en de zon laag gedaald was, zeide de knecht tot zijn heer: Laten wij nu toch afslaan naar deze stad der Jebusieten en daar overnachten. Maar zijn heer antwoordde hem: Wij zullen niet afslaan naar een vreemde stad, waar geen Israëlieten wonen, maar verder trekken tot Gibea. Ook zeide hij tot zijn knecht: Kom, laten wij trachten de een of andere plaats te bereiken en te Gibea of te Rama overnachten. Toen zij verder trokken op hun tocht, ging de zon onder bij Gibea, dat tot Benjamin behoort. Daarom sloegen zij daarheen af om te Gibea te gaan overnachten, en toen zij daar gekomen waren, bleven zij op het stadsplein. Maar er was niemand, die hen naar huis meenam om te overnachten.
Maar zie, daar kwam des avonds een oud man van zijn werk, van het veld. Die man was uit het gebergte van Efraïm en woonde als vreemdeling te Gibea; de bewoners van die plaats waren Benjaminieten. Toen hij opkeek en de reiziger op het stadsplein zag, zeide de oude man: Waar gaat gij heen en vanwaar komt gij? Hij antwoordde hem: Wij trekken uit Betlehem in Juda tot diep in het gebergte van Efraïm. Ik ben daarvandaan; ik ben naar Betlehem in Juda geweest en ben op weg naar huis, nu is er niemand, die mij meeneemt naar zijn huis, ofschoon ik stro en voeder voor onze ezels heb zowel als brood en wijn voor mij zelf, voor uw dienstmaagd en de knecht, die uw dienstknecht bij zich heeft; er ontbreekt ons niets. Toen zeide de oude man: Vrede zij u! Laat mij maar zorgen voor al wat gij nodig hebt; op het plein echter moet gij niet overnachten. Daarop bracht hij hem naar zijn huis en gaf voeder aan de ezels; en zij wiesen hun voeten, aten en dronken.
Maar zie, terwijl zij zich te goed deden, omsingelden de mannen der stad, nietswaardigen, het huis, bonsden op de deur en zeiden tot de oude man, de heer des huizes: Breng de man, die in uw huis gekomen is, naar buiten, opdat wij gemeenschap met hem hebben. Toen ging de man, de heer des huizes, naar hen toe, buiten en zeide tot hen: Neen, mijn broeders, doet toch geen kwaad; nu deze man in mijn huis gekomen is, moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan. Zie, mijn dochter, die een maagd is, en zijn bijvrouw wil ik wel naar buiten brengen; verkracht haar en doet met haar wat gij wilt, maar met deze man moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan. Maar de mannen wilden niet naar hem luisteren. Toen greep de man zijn bijvrouw en bracht haar bij hen buiten, waarop zij gemeenschap met haar hadden en de gehele nacht met haar bezig waren tot de morgen toe. Bij het aanbreken van de dag lieten zij haar gaan. Zo kwam de vrouw, bij het naderen van de morgen, viel neer bij de ingang van het huis van de man, waar haar heer was, (en bleef daar liggen) totdat het licht was geworden.
Toen haar heer des morgens was opgestaan, de deuren van het huis opende en naar buiten trad om zijns weegs te gaan, zie, daar lag de vrouw, zijn bijvrouw, bij de ingang van het huis met haar handen op de drempel. En hij zeide tot haar: Sta op, laten wij vertrekken. Maar er kwam geen antwoord. Toen legde de man haar op de ezel, maakte zich reisvaardig en ging naar zijn woonplaats. Thuis gekomen, greep hij een mes, nam zijn bijvrouw, verdeelde haar, lid voor lid, in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele gebied van Israël (Ri 19:11-29)
De Israëlieten kwamen als één man samen bij de Heere te Mispa, om te overleggen wat zij met dit kwaad zouden doen. Zij zouden tegen Gibea optrekken volgens het lot. Zij wilden dat Gibea de mannen zouden uitleveren die deze gruwel, deze schandelijke dwaasheid hadden begaan.
De stammen van Israël zonden nu mannen door de gehele stam Benjamin met de boodschap: Wat is dat voor een kwaad, dat onder u gebeurd is? Nu dan, levert die mannen, die nietswaardigen te Gibea, uit, opdat wij hen ter dood brengen en het kwaad uit Israël uitroeien. Maar de Benjaminieten wilden niet luisteren naar de stem van hun broeders, de Israëlieten. Integendeel, de Benjaminieten uit de andere steden verzamelden zich te Gibea om ten strijde te trekken tegen de Israëlieten (Ri 20:12-14)
De Benjaminieten werden verslagen
Toen begon de strijd tussen beiden. De mannen van Israël raadpleegden de Heere, en Hij informeerde hen wat te doen. De strijd duurden dagen, maar de Heere deed Benjamin voor Israël de nederlaag lijden en Israël versloeg Benjamin.
De Benjaminieten zagen, dat zij verslagen waren. Terwijl de mannen van Israël voor Benjamin terugweken – immers, zij vertrouwden op de hinderlaag die zij tegen Gibea gelegd hadden – deden de mannen die in hinderlaag hadden gelegen, haastig een aanval op Gibea, trokken op haar los en sloegen de gehele stad met de scherpte des zwaards. Nu hadden de mannen van Israël een afspraak met degenen die in hinderlaag waren gelegd, dat dezen een zware rookwalm uit de stad zouden doen opstijgen. Toen in de strijd de mannen van Israël zich omwendden, en de Benjaminieten enige slachtoffers onder de mannen van Israël begonnen te maken, ongeveer dertig man, omdat zij dachten: zij zijn ongetwijfeld geheel en al door ons verslagen evenals in de vorige strijd, begon de walm uit de stad op te stijgen als een rookkolom. En Benjamin keek om, en zie, de gehele stad ging in rook op (Ri 20:36-40)
De mannen van Israël gingen door met de strijd:
En (de anderen Benjaminieten) wendden zich om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots Rimmon. Op de heerbanen hield men nog een nalezing onder hen: vijfduizend man achtervolgden hen tot Gidom en versloegen van hen tweeduizend man. De gevallenen uit Benjamin op die dag bedroegen in het geheel vijfentwintigduizend man, die het zwaard voerden, en wel allen krijgslieden. Zeshonderd man echter keerden zich om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots Rimmon, en zij bleven vier maanden op de rots Rimmon. Maar de mannen van Israël keerden naar de Benjaminieten terug en versloegen ze met de scherpte des zwaards, zowel mensen als vee en alles wat aangetroffen werd. Ook al de steden die zich daar bevonden, gaven zij prijs aan het vuur (Ri 20:45-48)
Ongehoorzaamheid aan God
Één stam van de 12 stammen werd ontrouw aan de Heere en deden wat kwaad was in de ogen van God. Hierdoor vernietigde de 11 stammen van Israël bijna elke Benjaminiet. Wil je verder weten hoe dit afloopt, lees dan hoofdstuk 21 van het boek Richteren.
Maar laten wij teruggaan naar het onderwerp van dit blog, namelijk de overeenkomsten tussen Sodom en Gibea.
In Gibea gebeurde hetzelfde als in Sodom
Wij lezen dat zowel in Sodom als in Gibea, alle mannen van de stad gemeenschap wilden hebben met mannen; met de 2 engelen (Sodom) en met de Levitische man (Gibea).
Beide heren van het huis, gaven niet toe aan het bevel van de mannen van de stad. In Sodom bood Lot zijn 2 dochters aan en in Gibea bood de oude man zijn dochter en de bijvrouw van de Levitische man aan. De mannen van Sodom wilden niet ingaan op het aanbod, maar wilden nog steeds gemeenschap met de 2 mannen hebben. Lot werd naar binnengetrokken door de 2 engelen en zij sloegen alle mannen met blindheid.
De mannen van Gibea wilden ook niet op het aanbod ingaan, echter greep de man zijn bijvrouw en bracht haar bij hen buiten. De mannen hadden de hele nacht gemeenschap met deze vrouw. Toen de dag aanbrak, waren zij klaar en lieten haar gaan. De vrouw was zo erg verkracht dat zij dood neerviel voor de deur van het huis.
In beide steden waren de mensen zelfzuchtig en daardoor waren de steden vol van ongerechtigheden, vol kwaad en seksuele onreinheden. Daarom moest het kwaad in beide steden uitgeroeid worden. Zij hadden zich van God afgekeerd en waren hun eigen weg gegaan; de weg van het vlees. Zij zagen niet meer om naar elkaar, maar zij wilden leven naar de lusten van het vlees en die lusten bevredigen. Zij wilden zich niet bekeren tot de Heere en doen wat Hem behaagt. Zij wilden niet leven naar Zijn wil en Zijn inzettingen onderhouden.
Zij leefden in rebellie naar God en Zijn Woord. En in beide verhalen zien wij wat de eindbestemming is van rebellie naar God; vernietiging en uiteindelijk de eeuwige dood.
‘Wees het zout der aarde’