Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. (Johannes 4:21-24)
Gij aanbidt wat gij niet weet
In dit stuk ontmoet Jezus een Samaritaanse vrouw (een zondares). Zij was een overspelige vrouw en waarom zij zo leefde staat heel duidelijk in vers 22, namelijk: “gij aanbidt wat gij niet weet”.
Zo is het ook in onze tijd, er wordt wel ‘geloofd’, maar wat geloven de mensen, die zich een Christen noemen?
De Samaritaanse vrouw leefde in zonde. Zij kende het woord naar de letter, maar zij kende niet het levende Woord.
Wanneer je gaat wandelen in de opstandingskracht van Jezus, dan zul je zien, dat de velden wit zijn om te oogsten. Want Jezus zegt: arbeiders zijn er te weinig. Waarom? Omdat de meeste arbeiders niet meer naar de Geest en het Woord leven, maar naar het vlees.
Jezus zegt in vers 48: “indien gijlieden geen tekenen en wonderen ziet, zult gij niet geloven”. Dus moeten er tekenen en wonderen gebeuren, willen de mensen zich bekeren tot Jezus en het Woord van God geloven.
Een evangelie, dat geen evangelie is
Satan probeert ons, als een engel des lichts af te leiden van ons doel. Dit doet hij door ons bezig te houden met een evangelie wat geen evangelie is en geen enkele waarde heeft voor de onbekeerde mens. Jezus geeft ons de opdracht in Markus 16: Ga! Hij zegt heel kort en krachtig: Ga! Leg zieken de handen op, opdat zij genezen zullen, drijf demonen uit. Dit gebeurt bijna niet meer en de enkeling, die in deze opdracht gaat staan en dit doet, wordt vaak vervolgd en afgewezen. Daarin kun je de haat van de duivel zien, die zich dan als een briesende leeuw in een vroomheid openbaart.
De duivel is de grote diabolo, die met elke letter van het Woord speelt. Hij verdraait het Woord naar een eigen verdichtsel en velen komen hierdoor ten val.
Hij verpakt alles heel vroom. Het zijn de bekende woorden die hij steeds gebruikt om in te breken bij de kinderen van God. Één hiervan is de liefde, die in onze tijd zeer actueel is.
Alles wordt vermomd onder de liefde. Wij omarmen de zonde en laten het toe in de gemeente en in ons denken, want het gaat toch om de liefde?
Maar God’s liefde is niet onze liefde. Onze liefde is doordrenkt van ons eigen ik. God’s liefde is rein, rechtvaardig en heilig. God haat de zonde en kan daar geen gemeenschap mee hebben.
Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt, geen boze zal bij U vertoeven; de verdwaasden houden geen stand voor uw ogen, Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid; Gij richt te gronde de leugensprekers, de HERE verafschuwt de man van bloed en bedrog (Psalm 5:5-7)
Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten (Hebreeën 1:9)
Wij onderscheiden ons niet meer van de wereld. Wij zijn één met haar geworden, gedompeld in een vroom sausje.
‘Wees het zout der aarde’