Het Koninkrijk van God is een eeuwig Koninkrijk en staat Gods Woord voor altijd vast. Niets en niemand kan daaraan iets veranderen. Niemand staat boven God, zelfs niet de gevallen engel Lucifer. Satan kan het Woord aanvallen en de woorden van God roven en vernietigen door zijn leugens, maar hij kan niets veranderen aan de waarheid van Gods Woord en Zijn wil. Gods Woord is de waarheid en daardoor is het Woord betrouwbaar. Een ieder, die zijn vertrouwen stelt op God en Zijn Woord zal niet beschaamd uitkomen, integendeel. Elk woord van God, dat beschreven staat in de Bijbel is tot op de dag van vandaag uitgekomen en komt nog steeds uit. Gods Woord is de waarheid en bezit nog steeds het leven. Gods Woord brengt verlossing voor al diegenen, die geloven in het Woord en zich onderwerpen aan het Woord en daardoor het Woord gehoorzamen en doen wat het Woord zegt.
God verworpen door ongehoorzaamheid aan Zijn Woord
In het Oude Verbond lezen wij veelvuldig, dat diegenen, die geboren waren uit het zaad van Jakob (Israël) en door de natuurlijke geboorte tot het volk van God behoorden, door hun ongehoorzaamheid aan God en Zijn Woord en door hun kwade daden (werken) zelf het onheil over zich heen haalden.
Door hun rebellie en ongehoorzaamheid aan God, leverde God hen over in de handen van de heidense volken en leefden zij in gebondenheid onder hun heerschappij. (Lees ook: Het onheil dat de mens over zich heen haalt).
Alhoewel het volk zélf verantwoordelijk was voor haar afvalligheid, kwam het ook regelmatig voor dat er koningen (leiders) waren, die de wet van Mozes en de weg van God verlieten, door de woorden van God te verwerpen. Hierdoor dwaalden zij af van God en Zijn Woord en namen het volk in hun afvalligheid en hun kwade werken mee.
Zij gingen vreemde verbonden aan met de heidense volken en namen hun dochters tot vrouw. Zij namen hun cultuur en gewoonten over en haalden de vreemde goden hun land binnen en bogen zich voor de heidense goden neer.
Ook plaatsten zij de heidense goden in de tempel, richtte offerplaatsen op de hoogten op en offerden en rookten op de hoogten aan deze (af)goden en deden al datgene wat kwaad was in de ogen van God.
Zij betoonden niet aan God dat zij van Hem hielden door hun gehoorzaamheid aan Zijn Woord en hun rechtvaardige werken. Maar door hun ongehoorzaamheid aan Zijn Woord en hun onrechtvaardige werken krenkten zij God oftewel zij ontstaken de toorn van God en betoonden aan God door hun daden dat zij God en Zijn Woord verachtten. (o.a. Joz 23:16, Ri 2:12; 20-21, 3:8, 10:17, 1 Kon 14:7-16, 16:7-33, Jes 5:24-25).
Want door het binnenhalen van de heidense goden in hun land en het overnemen van de heidense culturen, gebruiken en rituelen en al datgene, wat God door Zijn Woord had verboden om te doen, zeiden zij eigenlijk, dat God niet voldoende voor hen was en dat God hen niet kon geven wat zij wilden en nodig hadden.
God voldeed niet aan de verwachting van Zijn volk
God voldeed niet aan hun verwachting. Zij vonden bij God niet wat zij wel bij deze afgoden vonden. En daarom dienden zij deze afgoden en bogen zich voor hen neer, door te doen wat zij hen opdroegen om te doen en door te offeren aan de afgoden. (Lees ook: De verwachting van de mens).
Doordat zij God en Zijn Woord hadden verlaten en verworpen en zij ontrouw waren geworden aan God en zijn Woord en overspel pleegden met de heidense volken door hun cultuur, religie, gebruiken en levensstyle over te nemen en heidense vrouwen tot zich te nemen en zich voor de vreemde goden van de heidense volken neer te buigen en zich te onderwerpen aan hen, gaf God hen over in de handen van deze heidense volken, die zij zo bewonderden en waarvan zij alles hadden overgenomen en zich hadden toegeëigend.
En zo haalde het volk door hun ongehoorzaamheid aan God en Zijn Woord en door hun daden zelf het onheil over zich heen. God was hier niet verantwoordelijk voor. Zij waren zelf hiervoor verantwoordelijk (o.a. Ri 2:14, 3, 6:1, 13:1, 2 Kon 13:3, 17:20 (Lees ook Het onheil dat de mens over zich heen haalt))
Het Woord van God bracht verlossing
Er waren dwazen, die wegens hun zondige wandel en wegens hun ongerechtigheden gepijnigd werden; hun ziel gruwde van elke spijze, zij waren de poorten des doods nabij. Toen riepen zij tot de Heere in hun benauwdheid, en Hij verloste hen uit hun angsten; Hij zond Zijn Woord en genas hen en deed hen aan de groeve ontkomen (Ps 107:17-20)
Maar telkens als het volk van God het uitriep tot God in hun benauwdheid en verdrukking en berouw betoonde over hun ongehoorzaamheid en hun daden, die tegen de wil van God ingingen oftewel hun zonden, hoorde God naar hun geroep en beantwoordde hun geroep door Zijn Woord.
En zo richtte God richters en koningen op en stelde profeten aan, die door Zijn Woord de weg van verlossing aan Zijn volk bekendmaakten.
En zo bracht God door Zijn Woord en door de gehoorzaamheid van het volk aan Zijn Woord, verlossing en verloste God Zijn volk uit de macht van de heidense volken.
Dit was niet een eenmalige gebeurtenis, maar dit deed zich meerdere malen voor.
Er waren koningen, die een vreze hadden voor God en daardoor Zijn Woord gehoorzaamden en in Zijn wegen wandelden. Zij deden datgenew God behaagde en er waren koningen, die geen vreze hadden voor God en daardoor ongehoorzaam waren aan Zijn Woord en door het verlaten van Zijn Woord Zijn wegen verlieten en datgene deden wat kwaad was in de ogen van God.
Maar de hand van God was nooit te kort om Zijn volk te verlossen, als Zijn volk werkelijk berouw betoonde van hun zonden en ongerechtigheden en zij zich bekeerde van hun kwade werken en hun daden.
Zie, de hand des Heeren is niet te kort om te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om te horen: maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort. Want uw handen zijn met bloed bezoedeld en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken leugen, uw tong prevelt onrecht. Er is niemand die een gegronde aanklacht indient, en niemand die naar waarheid richt; zij vertrouwen op ijdelheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite en baren onheil (Jes 59:1-4)
Jezus; het Woord verkondigde het aangename jaar van de Heere
Jezus; het Woord, was naar de aarde gekomen om het aangename jaar van de Heere te verkondigen en nog niet om de mens te oordelen. Aangezien Zijn tijd om te oordelen op de Dag van het oordeel nog niet was aangebroken.
De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heeren en een dag der wrake van onze God (Jes 61:1-2)
En Hem (Jezus) werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des Heeren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan de armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heeren (Lu 4:17-19)
Jezus was gekomen om de mensen, die tot het volk van God behoorden, te redden door het Koninkrijk van God bekend te maken en de mens op te roepen tot bekering, het wegdoen van zonde en de woorden van God te geloven, gehoorzamen en op te volgen, en om uiteindelijk door Zijn werk aan het kruis het volmaakte verlossingswerk voor de mens te volbrengen.
Hij beval de mensen om geloof te hebben in God en zich te bekeren van hun zonde en zich te laten dopen en de woorden van God te gehoorzamen.
Jezus vervulde de wet van God op aarde
Jezus was niet gekomen om de woorden van God te veranderen of om de woorden van God nietig te verklaren. Hij heeft niets veranderd aan de woorden van God, aangezien Hij zelf het levende Woord van God is. Maar Jezus wandelde in gehoorzaamheid aan de woorden van God en vervulde daardoor elk woord dat God had gesproken en zo vervulde Jezus de wet van God op aarde.
Jezus wist precies, wie Zijn woorden zouden geloven en Zijn woorden zouden aannemen en opvolgen en wie niet.
Hij wist wie bereid waren om hun eigen leven af te leggen en Hem te volgen en wie niet.
En daarom hield Jezus zich niet bezig met diegenen, die tot het volk van God behoorden, maar hoogmoedig waren en zichzelf gerechtvaardigd hadden en vertrouwden op zichzelf.
Maar Jezus was bewogen met- en ging naar de verloren schapen van Gods volk, die verworpen waren door de hoogmoedigen en zelf-gerechtvaardigden van het volk en die in gevangenschap leefden en Jezus de Geneesheer nodig hadden om hen te verlossen en heel te maken (Lees ook: Was Jezus een Vriend van tollenaars?).
En zo ging Jezus naar de verloren schapen van het huis Israël en sprak de woorden van God en verloste hen door hun geloof en bekering uit de macht van de duivel.
Jezus verloste hen en gebood hen om niet meer te zondigen, maar de woorden van God te gehoorzamen, zodat zij zich niet meer door hun zonden zouden onderwerpen aan de duivel en daardoor zouden buigen voor de duivel en door hun gehoorzaamheid aan zijn woorden en zijn wil hem heer zouden maken van hun leven en zij hem daardoor de toegang en de mogelijkheid zouden geven om te regeren in hun leven.
God zond Zijn Woord en maakte hen heel
En zo bracht Jezus door het sterven aan het kruis, Zijn bloed en Zijn opstanding uit de dood volkomen verlossing voor de gevallen mens. Jezus maakte de weg vrij. Hij en zorgde ervoor dat de gevallen mens door Hem in zijn oorspronkelijk positie werd hersteld en werd verzoend met God.
Jezus heiligde en rechtvaardigde de mens door het geloof en de wedergeboorte in Hem. Jezus; het Woord genas de mens oftewel herstelde de mens in zijn positie en maakte de mens weer heel (2 Kron 30:17-20, Jes 6:10, Ps 107:20).
Door het geloof in Jezus Christus; het Woord en door de wedergeboorte; de dood van het vlees en de opstanding van de geest uit de dood, werd de nieuwe mens verzoend met God.
Door de wedergeboorte in Jezus Christus was de nieuwe mens in staat om een relatie met God door Zijn Woord en Zijn Geest te hebben.
In het begin was het verlossende werk van God alleen bedoeld voor diegenen, die geboren waren uit het zaad van Jakob en door de natuurlijke geboorte behoorden tot het volk van God.
Maar vanwege hun val en de goedheid en genade van God kwam het heil tot de heidenen (Rom 11:11).
Ook de heidenen kregen de mogelijkheid om door het geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk verlost te worden uit de macht van de duivel en door de wedergeboorte overgeplaatst te worden vanuit het koninkrijk der duisternis naar het Koninkrijk van God (Kol 1:12-14).
En zo is er door de wedergeboorte in Christus geen onderscheid meer tussen diegenen, die geboren zijn uit het zaad van Jakob (Israël) en diegenen, die geboren zijn uit het zaad van de heidenen. Want allen, die wedergeboren zijn in Jezus Christus en zich hebben geïdentificeerd met Hem zijn zonen van God geworden en behoren tot Zijn Gemeente (Gal 3:26-28, Kol 3:10-11).
Jezus; het Woord brengt nog steeds verlossing
Want ik schaam mij het evangelie niet, want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven (Rom 1:16-17)
Alhoewel Jezus is opgevaren naar de hemel en is gezeten op de stoel van genade aan de rechterhand van God, brengt Jezus; het Woord nog steeds verlossing en maakt de mens nog steeds heel.
Gods hand is nog steeds niet te kort om de mens te verlossen. Zijn Woord bezit nog steeds dezelfde kracht en het Woord brengt nog steeds verlossing voor een ieder, die gelooft. Maar het begint bij het geloof.
Net zoals in het Oude Verbond het volk van God eerst moest geloven in de woorden van God en op Zijn woorden moest vertrouwen en vervolgens moest handelen naar Zijn woorden.
Alhoewel wij in een ander verbond leven; een beter verbond, waarvan de woorden van Gods verbond niet bezegeld zijn met het bloed van dieren, maar met het bloed van Jezus; het Woord, is God niet veranderd. En omdat God niet is veranderd is Zijn Woord en Zijn wil niet veranderd.
Wij leven door het geloof en de wedergeboorte in Jezus Christus in een beter verbond, waarin de mens niet langer meer door zijn vlees in gebondenheid onder de heerschappij van de duisternis en de dood leeft, maar door de opstanding van zijn geest uit de dood in gebondenheid onder de heerschappij van God en Zijn licht en leven door Jezus Christus leeft.
Jezus; het Woord is de Waarheid en brengt nog steeds verlossing voor al diegenen, die onder de macht en de heerschappij van de duisternis in gebondenheid aan de dood leven en op zoek zijn naar verlossing.
De Weg naar verlossing
Vele mensen zijn op zoek naar verlossing, maar zoeken vaak op de verkeerde plaatsen en komen daardoor op occulte wegen terecht. Maar er is maar één Weg naar verlossing en dat is door Jezus Christus; het levende Woord van God en door Zijn bloed.
Jezus Christus alleen is de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh 14:6 (Lees ook: Is er maar één weg naar het eeuwige leven?)).
Alleen door het geloof in Jezus; het levende Woord, Zijn bloed en door de wedergeboorte in Hem kan de mens verlost worden van de macht van de duisternis, door het afleggen van het vlees en door de opstanding van de geest uit de dood worden overgeplaatst naar het Koninkrijk van God en worden verzoend met God (Kol 1:12-14).
En zolang jij na jouw bekering en de wedergeboorte naar de Geest in gehoorzaamheid aan Jezus; het Woord wandelt en doet wat het Woord zegt, zul je verlost blijven en in vrijheid leven vanuit Hem; het Woord en het Koninkrijk van God.
‘Wees het zout der aarde’