Één van de (dwaal)leringen, die de ronde gaat, is de leer van het binden en ontbinden. Hier is al een blogpost over geschreven, namelijk ‘Wat bedoelde Jezus met binden en ontbinden?’. Echter een onderdeel van de theorie ‘binden en ontbinden’ is niet behandeld en dat is ‘de sterke binden’. Dit houdt in, dat jij eerst erachter moet komen, wie de sterke in iemands leven is en wanneer je de sterke hebt opgespoord door middel van o.a. gebed, vasten en de leiding van de Heilige Geest, dan pas kun je de sterke binden en vervolgens de huisraad roven oftewel de andere demonische machten uit het leven van de persoon zetten. Maar waar lezen wij over deze theorie in de Bijbel? Waar lezen wij, dat Jezus onderwijs gaf aan Zijn discipelen over de degradaties van demonen en de levels van demonische machten? Waar lezen wij, dat toen Jezus Zijn discipelen uitzond om het evangelie te prediken, dat zij eerst moesten bidden en vasten, voordat zij konden uitgaan en voordat zij een huis konden binnengaan? Waar lezen wij überhaupt over het vasten van de discpelen en de link van het vasten met demonen uitdrijven? En waar lezen wij over de theorie, dat je de sterke binden moet, in de handelingen en levens van de apostelen? Maar als ‘de sterke binden’ geen onderdeel is van het evangelie en niets te maken heeft met de (dwaal)lering van het binden en ontbinden, wat bedoelde Jezus dan met de sterke binden en zijn huisraad roven?
God gaf de vijand in de handen van Zijn volk
De Heere toch heeft grote en machtige volken voor u uitgedreven, en wat u aangaat: niemand heeft voor u kunnen standhouden tot op deze dag. Één van u vervolgde duizend, want de Heere, uw God, zelf streed voor u, zoals Hij u beloofd heeft. Neemt u zorgvuldig in acht en hebt de Heere, uw God, lief: want indien gij u afkeert en het overschot van deze volken, die nog bij u overgebleven zijn, aanhangt, u met hen verzwagert en u met hen inlaat en zij met u, weet dan voorzeker, dat de Heere, uw God, deze volken niet verder voor u verdrijven zal; dan zullen zij u worden tot een strik en een val, tot een gesel op uw zijden en dorens in uw ogen, totdat gij vergaan zult uit dit goede land, dat de Heere, uw God, u gegeven heeft. Zie, ik ga thans de weg van al het aards; erkent nu met geheel uw hart en geheel uw ziel, dat niet één van alle goede beloften die de Heere, uw God, u gegeven heeft, onvervuld gebleven is. Alles is voor u uitgekomen. Zijnerzijds is niets onvervuld gebleven. Maar zoals al het goede over u gekomen is, dat de Heere, uw God, u beloofd heeft, zo zal de Heere alle kwaad over u brengen, totdat Hij u verdelgd zal hebben uit dit goede land dat de Heere uw God, u gegeven heeft. Wanneer gij het verbond schendt, dat de Heere, uw God, u heeft opgelegd, en gij andere goden gaat dienen en u voor hen nederbuigt, dan zal de toorn des Heeren tegen u ontbranden en gij zult welhaast vergaan uit het goede land dat Hij u gegeven heeft (Jozua 23:9-16)
In het Oude Verbond zien wij de omgang tussen God en Zijn volk. God beschermde Zijn volk en vocht voor Zijn volk, zolang het volk van God in Zijn wegen wandelde.
Gods volk was bekend met Zijn wegen, aangezien God deze door middel van de wet aan het volk bekend had gemaakt (Lees ook: Het geheimenis van de wet).
Zolang het volk God gehoorzaamden en in Zijn geboden zou wandelen, betoonde het volk haar liefde en vreze voor God en erkende Hem als de enige waarachtige levende God in de hemelen en op aarde.
Als God Zijn volk groen licht had gegeven om ten strijde te trekken en zij tegen de heidense volken, die rondom hen waren, moesten strijden, had God de heidense volken al in de handen van Zijn volk overgegeven oftewel in de macht van Zijn volk gegeven.
Want alvorens het leger van Israël ten strijde trok had God de sterke in de geestelijke wereld al overwonnen, het enige wat het leger moest doen was in de natuurlijke wereld uitgaan, vechten, de overwinning behalen en de buit verdelen en/of het land in bezit nemen (Genesis 14:20, Exodus 18:4-10, Numeri 21:3-34, Jozua 10:8-32; 11:8; 21:44; 24:11, Judas 1:2-4, etc.).
De volken rondom kregen hierdoor een vreze, niet voor de Israëlieten, maar voor de God van de Israëlieten. Want zij wisten, dat hun God de strijd voor hen had gestreden en de vijand had overwonnen.
Het bewijs dat God de vijand had overwonnen
Hoe weten wij zo zeker, dat het God was, die de sterke had gebonden en de overwinning had behaald en dat de overwinning niet was behaald door de sterke mankrachten van het volk? Omdat iedere keer, wanneer het volk ongehoorzaam werd aan God en God en Zijn geboden verliet, waardoor God Zijn volk verliet, het volk met dezelfde mankrachten en soms nog wel meer, verslagen werd door de vijand en als verliezer uit de strijd kwam.
De overwinning op de vijand was dus niet het werk van het leger van God’s volk, maar het was God’s werk.
Hoe machtig en sterk de legers van de heidenen en hun god(en) ook waren, zij konden niet tegen God en Zijn kracht op.
Het doel van Jezus’ komst op aarde
De Geest des Heeren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heeren (Lukas 4:18-19)
Jezus Christus; het levende Woord, kwam naar de aarde in de Naam van God; het hoogste gezag in de hemelen en op aarde en bracht het Koninkrijk van God op aarde. Dit deed Jezus door het verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk van God, diegenen, die gebonden waren vrij te zetten en uiteindelijk door Zijn verlossingswerk de gevallen mens te redden van de heerschappij van de duivel en het koninkrijk der duisternis en te verzoenen met God.
De sterke, die macht had over de gevallen mens en hen in ketenen van de dood gevangen hield, zou Jezus voor eens en voor altijd binden, door hem te ontwapenen van zijn macht (gezag).
Jezus wandelde in de Naam van God en de kracht van de Heilige Geest
Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo. Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem al wat Hij zelf doet, en Hij zal Hem grotere werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert (Johannes 5:19-20)
Ik ben gekomen in de Naam Mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen (Johannes 5:43)
Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt, zult gij inzien, dat Ik het ben en niets uit Mijzelf doe, doch dat Ik dit spreek, gelijk de Vader Mij geleerd heeft. En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt (Johannes 8:28-29)
En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar Galilea (Lukas 4:14)
Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand der kracht Gods (Lukas 22:69)
Jezus was geboren uit het Zaad van God en bestond uit geest, ziel en lichaam. Zijn geest was niet dood, zoals bij de gevallen mens het geval was, maar was levend en verbonden met Zijn Vader.
Want Ik ben uit de hemel nedergedaald, niet om Mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft (Joh 6:38)
Jezus wandelde in het geloof in gehoorzaamheid aan Zijn Vader naar Zijn geboden, die Zijn wil vertegenwoordigden.
Zolang Jezus volkomen op Zijn Vader vertrouwde en in Zijn gezag en de kracht van de Heilige Geest uitging en de werken deed, wandelde Hij naar de Geest en stond Hij in de geestelijke orde boven de overste en heerser van de wereld; de duivel en zijn koninkrijk.
De duivel erkende Zijn macht (gezag) en kracht en daarom probeerde hij van alles om Jezus tot zonde te verleiden, net zoals hij bij Adam had gedaan.
De duivel wist, dat als Jezus ongehoorzaam zou worden aan God en Zijn wil en Hij Zijn vlees zou gehoorzamen en naar het vlees zou wandelen, dat Jezus onder de macht van de duivel geplaatst zou worden.
Maar Jezus was niet gericht op de dingen van de wereld, maar op de dingen van het Koninkrijk van God. Jezus luisterde en gehoorzaamde niet de lusten en begeerten van het vlees, maar Jezus luisterde naar de Geest en gehoorzaamde de woorden van God.
Jezus vertrouwde niet op Zijn vlees en deed de werken niet vanuit Zijn vlees. Hij liet Zich niet leiden door Zijn zintuigen en vertrouwde daarom niet op wat Hij zag, hoorde en voelde, maar Jezus vertrouwde op Zijn Vader en liet Zich leiden door de Heilige Geest en wat de Vader Hem openbaarde en tot Hem sprak (Jes 11:1-5).
Jezus spendeerde veel tijd in gebed en luisterde naar Zijn Vader en bleef trouw aan de woorden en instructies van Zijn Vader. Daarom liet Jezus Zich niet intimideren door de mensen om Hem heen en de omstandigheden en liet Hij Zich niet verleiden tot zonde, maar Hij bleef trouw aan de wil van Zijn Vader.
Jezus sprak de woorden van Zijn Vader en deed de werken in Zijn kracht
Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet Mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft (Johannes 5:30)
Indien Ik de werken Mijns Vaders niet doe, gelooft Mij niet, doch indien Ik ze doe en gij Mij toch niet gelooft, gelooft dan de werken, opdat gij weten en erkennen moogt, dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader (Johannes 10:37-38)
Jezus behoorde niet tot het koninkrijk van de wereld en sprak daarom niet de woorden van de wereld en deed niet dezelfde werken als de wereld. Maar Jezus sprak de woorden van God en vertrouwde op Hem en deed de werken van het Koninkrijk van God in God’s gezag (macht) en Zijn kracht.
Jezus sprak wat Hij Zijn Vader hoorde zeggen en deed wat Hij Zijn Vader had zien doen (Lees ook: ‘Wist u dat.. De wonderbare spijziging’).
God leefde in Jezus en Jezus leefde in de Vader. Jezus vertrouwde op Zijn Vader en gehoorzaamde Hem en wandelde naar Zijn wil. Zijn Vader beschermde Hem, voorzag in Zijn behoeften, luisterde naar Hem en verhoorde Hem.
Zijn Vader gaf Hem alles, waar Hij om vroeg en wat Hij nodig had om het Koninkrijk van God te vertegenwoordigen en te brengen tot de mensen en om Zijn taak te vervullen op aarde.
Gij weet van de dingen, die geschied zijn door het gehele Joodse land, te beginnen in Galilea, na de doop, die Johannes verkondigde, van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem (Handelingen 10:37-38)
En zo wandelde Jezus in het Koninkrijk van God op aarde en voerde heerschappij over de duivel en zijn koninkrijk. Jezus riep het niet zijnde tot aanzijn en bracht Gods Koninkrijk tot God’s volk, door het verkondigen van het evangelie, demonen uit te drijven en zieken te genezen.
Net zoals God in het Oude Testament de vijand had overwonnen en de vijand in de handen van Zijn volk had gegeven, zo had God ook de sterke (vijand) overwonnen en in de handen van Jezus oftewel in de macht van Jezus gegeven.
De opstanding van Lazarus uit de dood
Dit zien wij bijvoorbeeld bij de opstanding van Lazarus uit de dood. Voordat Jezus bij Lazarus zijn graf aankwam, had God de overwinning over de dood al aan Jezus gegeven. Want toen Jezus bij het graf stond, waar Lazarus al 4 dagen in had gelegen en Hij aan Marta de opdracht gaf om de steen weg te rollen, sloeg Jezus Zijn ogen omhoog en zei: “Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat gij Mij gezonden hebt”.
God had de overwinning al gegeven. Het enige wat Jezus hoefde te doen was te geloven in God en Zijn Naam (gezag) en de woorden van God te spreken.
En zo riep Jezus met luide stem: “Lazarus, kom naar buiten!” En de dood gehoorzaamde de woorden van Jezus, die Hij in het gezag van Zijn Vader sprak en de dood gaf Lazarus terug. Dit werd zichtbaar in de natuurlijke wereld, doordat Lazarus uit het graf naar buiten kwam (Johannes 11:1-44).
Jezus delegeerde de macht van het Koninkrijk van God aan Zijn discipelen
Toen riep Hij de twaalven samen en gaf hun macht en gezag over alle boze geesten (onreine geesten) en om ziekten te genezen. En Hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en genezingen te doen (Lukas 9:1-2, Mattheüs 10:1, Marcus 3:14-15; 6:7)
Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen (Lukas 10:19)
Nadat Jezus enige tijd met Zijn discipelen had doorgebracht, riep Jezus Zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hen macht (gezag) over onreine geesten met de daarbij behorende instructies en stuurde hen vervolgens uit om hetzelfde te doen als Jezus deed, namelijk om het Koninkrijk van God te verkondigen en brengen tot Gods volk.
Aangezien zij Jezus persoonlijk kenden en tijd met Jezus hadden doorgebracht en Hem aan het werk hadden gezien, wisten zij, wat Zijn woorden betekenden en wat hen te doen stond.
Jezus gaf hen geen onderricht over de soorten demonen en de niveau’s van demonische machten en/of een stappenplan, die zij moesten doorlopen om een persoon vrij te zetten. Hij zei niet dat zij eerst de sterke moesten binden. Ook zei Jezus niet, dat zij eerst moesten bidden en vasten, voordat zij konden uitgaan en/of dat zij eerst op een openbaring of leiding moesten wachten, voordat zij iets konden ondernemen en demonen konden uitdrijven.
Nee, dat kan ook niet, want anders zou het gezag dat Jezus aan Zijn discipelen had gegeven geen enkele kracht hebben, aangezien zij zouden vertrouwen op hun vlees en hun werken, die zij vanuit de kracht van hun vlees zouden doen (Lees ook: ‘Een technisch geloof’).
Maar het gezag, dat Jezus hen had gegeven over onreine geesten, was voldoende om de opdracht van Jezus te vervullen en de werken van het Koninkrijk te doen.
En zo gingen Zijn discipelen, die nog niet wedergeboren waren, maar nog tot de generatie van de oude schepping behoorden, uit in gehoorzaamheid in de kracht (gezag) van God.
Door hun geloof in Jezus Christus en het gezag, dat Hij hen had gegeven brachten de discipelen het Koninkrijk van God tot diegenen, die tot Gods volk behoorden. En zo deden zij dezelfde werken als hun Heer en Meester Jezus Christus
Jezus werd ervan beschuldigd, dat Hij boze geesten uitdreef in de naam van Beëlzebul
Maar indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. Wanneer een sterke, goed gewapende man zijn eigen hof bewaakt, is zijn bezit in veiligheid. Maar wanneer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en hem overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde en verdeelt zijn buit. Wie met Mij niet is, die is tegen Mij en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit (Lucas 11:20-23)
Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden? Dan zal hij zijn huis plunderen. Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit (Mat 12:28-30)
En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen bestaan. En indien de satan opstaat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij niet bestaan, doch is hij aan zijn einde. Maar niemand kan het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden, en dan zal hij zijn huis plunderen (Mar 3:25-27)
De scharen verwonderden zich over de werken, die Jezus deed. Maar omdat zij niet bekend waren met het Koninkrijk van God, herkenden zij Jezus; het Woord van God en het Koninkrijk Gods niet en daarom beschuldigden sommigen van hen Jezus ervan, dat Hij de boze geesten uitdreef in de naam van Beëlzebul.
Maar Jezus zei tot hen, dat ieder koninkrijk of huis dat tegen zichzelf verdeeld is, niet kan standhouden en ten onder gaat. Hij vroeg hen indien Hij de boze geesten uitdreef in de naam van Beëlzebul, in wiens naam hun zonen dan boze geesten uitdreven.
Jezus zei, dat indien Hij door de vinger Gods (de Geest Gods) de boze geesten uitdreef, het Koninkrijk van God tot hen was gekomen. Want wanneer een sterke, goed gewapende man zijn eigen hof bewaakt, is zijn bezit in veiligheid. Dit was ook het geval, voordat Jezus naar de aarde kwam en de duivel ongestoord door kon gaan met zijn vernietigingswerk, door o.a. de leiders van Gods volk te misleiden en het volk van God op dwaalwegen te leiden.
Maar wanneer iemand sterker is dan hij, hem aanvalt en hem overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde en verdeelt zijn buit. En dat deed Jezus, toen Hij door God werd gezonden naar de aarde en in de Naam van God en Zijn kracht wandelde.
Jezus bezat door het gezag en de kracht van God een grotere macht dan de duivel. Jezus bracht de leugens van de duivel aan het licht door de waarheid van God te verkondigen en de mensen te onderwijzen in de dingen van het Koninkrijk van God. Hij verloste de mensen, die tot God’s volk behoorden, van zijn macht door hen op te roepen tot bekering, het wegdoen van zonde, het uitdrijven van demonen en het genezen van zieken.
En al diegenen, die Jezus volgden, zouden net als Hem bijeenbrengen, zoals de discipelen deden toen Jezus hen uitzond en macht gaf over onreine geesten en zij deze uitwierpen.
Jezus wandelde in de macht en kracht van God, maar zou uiteindelijk de sterke; de duivel binden oftewel onttronen, door hem zijn wapenrusting te ontnemen en hem te ontwapenen van zijn macht.
Jezus heeft de sterke gebonden
Maar het behaagde de Heere Hem te verbrijzelen. Hij maakte Hem ziek. Wanneer Hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heeren zal door Zijn hand voorgang hebben. Om Zijn moeitevol lijden zal Hij het zien tot verzadiging toe; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal Hij dragen. Daarom zal Ik Hem een deel geven onder velen en met machtigen zal Hij de buit verdelen, omdat Hij Zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd gesteld, terwijl Hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft (Jesaja 53:10-12)
Jezus heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd (Kolossenzen 2:15)
En zo volbracht Jezus God’s verlossingswerk voor de (gevallen) mens, door Zijn dood en opstanding. Jezus had de duivel overwonnen en had de overheden en machten van het koninkrijk der duisternis openlijk ontwapend en over hen gezegevierd. Jezus stond op uit de dood met de sleutels van de dood en het dodenrijk.
En zo had Jezus door Zijn werk de macht van de sterke gebonden, door hem van zijn macht (gezag) te ontwapenen.
God heeft Zijn Koningschap (tijdelijk) overgedragen aan Zijn Zoon, totdat al Zijn vijanden onder Zijn voeten zijn gelegd (1 Kor 15:25). Jezus regeert samen met de zonen Gods en zij strijden samen tegen de geestelijke heerschappijen, machten, overheden en regeerders van het koninkrijk der duisternis
Jezus heeft de overheden en machten ontwapend en over hen gezegevierd en in de handen van de zonen Gods gegeven.
Je hoeft dus niet eerst op zoek te gaan naar de sterke in iemands leven en dan nog eens, door het toepassen van allerlei (wereldse) formules, technieken en methoden, de sterke te binden. Wat een hoogmoed!
Er is maar Één, die de sterke heeft gebonden en hem heeft ontwapend en dat is Jezus Christus.
Alleen door het geloof in Hem en in Zijn Naam; Zijn gezag is het mogelijk om het koninkrijk der duisternis te plunderen door het vrijzetten en het redden van zielen.
Jezus zoekt naar diegenen, in wie Hij zichzelf sterk kan bewijzen
En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op (de) aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb (Matthew 28:18-19)
Jezus zoekt nog steeds naar diegenen, in wie Hij zichzelf kan openbaren en in wie Hij Zijn gezag en kracht kan manifesteren.
Daarom zoekt Hij naar mensen, die van Hem houden en hun eigen leven afleggen en zich onderwerpen aan Hem en op Hem vertrouwen en Hem gehoorzamen en in Zijn gezag en kracht wandelen.
Want iemand, die van zichzelf houdt en vol is van zichzelf en naar het vlees wandelt en vertrouwt op zijn eigen wijsheid, intellect, vaardigheden en positie, kan Hij niet gebruiken.
Zo’n persoon wandelt in hoogmoed en zal niet luisteren naar het Woord, laat staan zich onderwerpen aan het Woord en het Woord gehoorzamen. Maar de persoon zal zelf alles beter weten en zijn/haar eigen gang gaan. De persoon zal vertrouwen op zijn eigen inzicht, openbaringen en ervaringen en alles aan de hand van zijn eigen filosofie. formules, methoden en technieken doen, die voornamelijk voortkomen uit de wereldse kennis en wijsheid en gebaseerd zijn op (eigen) ervaringen.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik ook jou
Te dien dage zult gij weten, dat Ik in Mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door Mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren (Joh 14:20-21)
Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u (Johannes 20:21)
Zoals Jezus was gezonden door Zijn Vader en Zijn Naam en Zijn Heilige Geest aan Jezus had gegeven om het Koninkrijk van God te verkondigen en brengen op aarde, zo heeft Jezus diegenen, die wedergeboren zijn in Hem, Zijn Naam en de Heilige Geest gegeven om Zijn Koninkrijk te verkondigen en brengen op aarde.
Als zoon van God, volger van Jezus Christus; het Woord en ingezetene van het Koninkrijk van God, behoor je bekend te zijn met Zijn taak en jouw taak en Zijn plaats en jouw plaats.
Het komt vaak voor dat gelovigen de taken en plaatsen door elkaar halen en niet goed weten, wie nou verantwoordelijk is voor wat. Dit komt voornamelijk, doordat zij geen kennis van het Woord hebben.
Velen willen de plaats van Jezus Christus innemen, maar dat is onmogelijk. Hij is God en zal altijd God blijven. En alhoewel jij gezeten bent in Hem en Jezus beloofd heeft, dat jij dezelfde werken als Jezus zou doen en zelfs nog grotere werken, omdat Hij naar de Vader is gegaan, zul je nooit groter zijn dan Jezus Christus (Johannes 14:12).
Jezus heeft de sterke gebonden en ontwapend van zijn macht door Zijn verlossingswerk aan het kruis. Daarom hoef jij niet meer de sterke te binden, maar kun je Zijn rust ingaan.
De verantwoordelijkheid van de Gemeente
De taak van de Gemeente is niet om de sterke te binden, maar om de huisraad leeg te roven en de werken van het koninkrijk der duisternis aan het licht te brengen en te vernietigen.
De verantwoordelijkheid voor de zielen van deze tijd ligt bij de Gemeente en niemand anders.
Het is aan de Gemeente; de gelovigen, die wedergeboren zijn in Jezus Christus, om het koninkrijk van de duisternis te plunderen en de gevangenen vrij te zetten. Niet door te vertrouwen op allerlei ingewikkelde (menselijke) dwaalleringen, formules, technieken en methoden, maar door het geloof in de Naam van Jezus Christus.
Alleen door te leven naar Zijn wil en te wandelen in Zijn gezag en de kracht van de Heilige Geest en door de waarheid van het evangelie van Jezus Christus te verkondigen, de mensen op te roepen tot bekering, demonen uit te drijven in plaats van te ‘binden en ontbinden’, zieken te genezen en zonden kwijt te schelden en toe te rekenen, zullen zij het Koninkrijk van God vestigen op aarde.
Laat de Gemeente daarom wakker worden en haar positie in Jezus Christus innemen en ondanks alle weerstand en vervolging doen, wat Jezus heeft opgedragen om te doen en het land voor Koning Jezus innemen.
‘Wees het zout der aarde’