Toen Hij de hemel bereidde, was Ik daar; toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan, toen Hij de wolken daarboven bevestigde, en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden, toen Hij aan de zee haar perk stelde, opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden en Hij de grondslagen der aarde bepaalde, toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde Mij verheugend voor Zijn aangezicht, Mij verheugend in de wereld van Zijn aardrijk, en Mijn vreugde was met de mensenkinderen (Spreuken 8:27-31)
Alles wat in het zichtbare is, is ontstaan in Jezus. In Hem en tot Hem is alles geschapen in de hemelen en op de aarde.
In vers 27 gaat Jezus verder en zegt dat Hij al bestond, voordat God de hemel bereidde; toen God een kring trok op het oppervlak van de oceaan. Jezus bestond al toen God de wolken boven de kring bevestigde en de bronnen van de oceaan met kracht deed opborrelen. En voordat God aan de zee haar perk stelde, zodat de wateren Zijn gebod niet zou overtreden en Hij de grondslagen van de aarde bepaalde.
Nog steeds zien wij dat het water het gebod van God niet overtreedt, echter daar waar de zonde regeert en in de hemelse gewesten complete autoriteit van de duivel over een gebied is (doordat de mensen zich van God hebben afgekeerd en andere goden dienen en hierdoor de duivel complete macht over een gebied geven), zien wij dat de natuur ongehoorzaam is aan God.
Maar daar waar de mensen Jezus liefhebben, Hem dienen en zich houden aan Zijn geboden. Daar waar mensen Jezus Heer over hun leven hebben gemaakt, daar zal vrede in de natuur zijn. Daar is de natuur onderworpen aan God en eigenlijk aan de mens, omdat in Jezus Christus de nieuwe mens macht heeft over de hemel en de aarde, over de dieren en over al wat leeft. Vaak zien wie dat in gebieden waar een opwekking, of liever gezegd een bekering tot Jezus, plaatsvindt, niet alleen de mens, maar ook de natuur verandert.
Toen God de grondslagen van de aarde bepaalde, toen was Jezus bij Hem. Hij was een troetelkind bij de Vader. De Vader had Zijn welbehagen in Hem; Hij was dagelijks een en al verrukking. Hij verheugde Zich voor Zijn aangezicht en in de wereld van Zijn aardrijk. Zijn vreugde was met de mensenkinderen.