Het argument, dat Jezus een Vriend van tollenaars en zondaars was, wordt vaak aangehaald om compromissen te sluiten met de wereld, vriendschappen aan te gaan met de wereld, de zonde te tolereren en rechtvaardigen, de geboden van het Woord overboord te gooien en te kunnen doen wat de mens zelf wil en te leven als de wereld. Zodra je iemand confronteert met bepaald gedrag, een zonde en/of vriendschap met de wereld en een leugen van de duisternis aan het licht brengt, krijg je vaak het argument te horen: “ja, maar Jezus ging ook om met tollenaars, prostituees en zondaars en als Jezus dat deed, dan mogen wij ook met hen omgaan en hen accepteren om wie zij zijn. Wij behoren hen net als Jezus in hun waarde te laten en hen niet te oordelen.” Maar is dit een waarheid? Was Jezus een Vriend van tollenaars, prostituees en zondaars en had Jezus omgang met hen?
Johannes de doper predikte de doop van bekering
tot vergeving van zonde
Voordat Jezus in beeld kwam, stond Johannes de doper op. Hij was de voorbode van Jezus en bereidde de weg voor de komst van Jezus. Johannes predikte in de woestijn van Judea de boodschap van bekering. Hij zei: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen”. Johannes predikte de boodschap met zo’n formaliteit, gewichtigheid (ernst) en gezag, dat de mensen wel naar hem moesten luisteren en gehoorzamen.
Jeruzalem, heel Judea en de gehele Jordaanstreek liep tot hem uit en lieten zich in de rivier de Jordaan door Johannes dopen, onder belijdenis van hun zonden.
Johannes was niet bang voor- en geïntimideerd door de Farizeeërs en Sadduceeërs en schroomde niet voor hen weg, maar hij confronteerde hen met hun levenswijze en noemde hen adderengebroed. Johannes riep ook hen op tot bekering, zodat zij vrucht zouden voortbrengen, die aan de bekering beantwoorden.
Johannes predikte de doop van bekering tot vergeving van zonde en doopte diegenen, die gehoor gaven aan zijn oproep (Mat 3:1-12, Lu 3:9).
Onder diegenen, die gehoor gaven aan zijn oproep, behoorden ook tollenaars. Zij kwamen ook naar Johannes en bekeerden zich op grond van zijn boodschap en de oproep van bekering; het wegdoen van zonde en lieten zich dopen. Vervolgens vroegen de tollenaars aan Johannes wat zij moesten doen, waarop Johannes antwoordde, dat zij niet meer moesten vragen (vorderen) dan voorgeschreven was (Lu 3:12-13, Lu 7:29-30).
Deze tollenaars hadden zich bekeerd van hun zonden en waren gedoopt. Alhoewel zij nog steeds tollenaars waren, behoorden zij niet meer tot de onbekeerde tollenaars, die nog steeds hebzuchtig en geldgierig waren, logen, mensen bedrogen en oplichtten, kortom, die nog steeds slechte werken deden, die tegen God’s wil ingingen.
Jezus kwam voor de verlorenen van God’s volk en
riep hen op tot bekering
Jezus kwam naar de aarde toen het oude verbond nog in werking was. Jezus kwam in eerste instantie niet voor de heidenen, maar voor de verloren schapen van het huis Israëls (Mat 15:24). Jezus kwam dus voor diegenen, die door de natuurlijke geboorte en de besnijdenis tot God’s volk behoorden. De tollenaars, prostituees en zondaars, die beschreven worden in de Bijbel, behoorden tot God’s volk.
Alhoewel zij de status van heiden hadden, behoorden zij niet tot de heidenen. Zij waren alleen afgedwaald en een weg opgegaan, die niet naar de wil van God was. Zij deden wat kwaad was in de ogen van God en daarom leefden zij in zonde. Zij behoorden tot de armen en de verlorenen van het huis Israëls.
De komst van Jezus bracht geen enkel verschil in de boodschap van God, die verkondigd werd door al de profeten en Johannes de doper. Jezus verkondigde dezelfde boodschap en riep de mens nog steeds op tot bekering en het wegdoen van zonde.
Jezus ging niet om met heidenen, maar Hij ging om met het volk van God en predikte onder hen het evangelie aan de armen, genas de gebrokene van hart, verkondigde loslating aan gevangenen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid en Hij verkondigde het aangename jaar des Heeren (Lu 4:18-19).
Jezus keurde de zonde niet goed, maar riep op tot bekering
Jezus tolereerde en keurde de zonde niet goed en had geen omgang met tollenaars en zondaars, die tot God’s volk behoorden en bleven volharden in zonde. En Hij had al helemaal geen omgang met de heidenen, zoals vaak wordt verondersteld en gezegd. Want alhoewel Jezus voor de generatie van de gevallen mens stierf, kwam het heil van God pas na de dood en opstanding van Jezus en na de komst van de Heilige Geest tot de heidenen (Han 10).
Jezus ging niet om met de tollenaars en zondaars, die tot de verlorenen van het huis Israel behoorden, vanuit zelfzuchtige redenen, met als doel om vriendschappen met hun aan te gaan, deel te hebben aan hun werken en de normen en waarden van het Koninkrijk van God aan te passen aan hun wensen en wil.
Jezus paste Zijn boodschap niet aan, aan wat zij wilde horen, maar Jezus bracht de waarheid en het Koninkrijk van God tot hen en riep hen op tot bekering en het wegdoen van zonde.
Jezus deed geen water bij de wijn, maar confronteerde diegenen, die tot God’s volk behoorden met hun zonde en ongerechtigheden en gebood hen o.a. om niet meer te zondigen (o.a. Joh 5:14, 8:11).
Dat de werken van de (onbekeerde) tollenaars niet goed waren bewijst wel, door wat Jezus in de volgende gedeelten van de Bijbel zei:
Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa. Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heidenen en de tollenaar (Mat 18:15-17)
Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is (Mat 5:44-48)
Jezus is geen Humanist
Jezus liet niemand begaan in zonde en keurde de zonde niet goed. Ook niet de werken van de (onbekeerde) tollenaars. Jezus was geen Humanist, die alles goed vond en alles tolereerde, inclusief zonde. Diegenen, die dit beweren kennen het Woord niet, maar hebben een eigen Jezus gecreëerd vanuit hun eigen denken, die verdacht veel overeenkomt met hunzelf.
Jezus keurde nergens de werken van de tollenaars goed. Hij accepteerde de werken niet en ging niet om met diegenen, die zich niet wilden bekeren en bleven volharden in zonden.
Want zonde brengt scheiding tussen God en de mens. Kijk maar naar het moment, dat Jezus al de zonde van de wereld op Zich nam en als gevolg daarvan werd gescheiden van God.
Zonde bracht scheiding en de zonde brengt nog steeds scheiding, ongeacht de komst van Jezus en Zijn verlossingswerk.
Het verlossingswerk van Jezus bestaat niet uit het tolereren, goedkeuren en de acceptatie van zonde en ongerechtigheden. Maar het verlossingswerk van Jezus bestaat uit de verlossing van de oude mens, door het afleggen en sterven van het vlees, zodat de nieuwe mens kan opstaan uit de dood.
Jezus is het Licht van de wereld
Jezus is het Licht van de wereld en Hij getuigde dat de werken van de wereld boos zijn (Joh 7:7). Jezus confronteerde de Joden, die wandelde in de duisternis met hun zonde en riep hen op tot bekering. Jezus sloot Zijn ogen niet en zei niet: “Jullie leven goed zo, ga zo door” of “Jullie zijn besneden, dus jullie zijn gered, ongeacht de werken die jullie doen.” Nee, Jezus riep op tot bekering en het wegdoen van zonde. Jezus zei: “Gaat heen en zondig niet meer.”
Dus in het oude verbond had de oude mens, die naar het vlees leeft, al de mogelijkheid om niet te zondigen. Zij konden er dus iets aan doen, namelijk weerstand bieden tegen de zonde en niet zondigen. Maar het was hun keuze. En hun keuze hing af van het eerste gebod, namelijk of zij God liefhadden met heel hun hart, ziel, verstand en kracht (Deu 10:12, Mar 12:30).
Want als je God liefhebt met heel jouw hart, ziel, verstand en kracht, dan blijf je niet volharden in zonden, maar haat je net als God, Jezus en de Heilige Geest de zonde en bekeer jij je en doe je de zonde weg uit jouw leven.
Toen Jezus onder de mensen kwam, scheen het licht in de duisternis. De mensen, die tot God’s volk behoorden, werden geconfronteerd met hun duistere vuile staat en hun slechte werken van ongerechtigheid. Er waren er bij, die Jezus erom haatten, maar er waren ook velen, die zich bekeerden (Joh 7:7, 15:18).
Dit gebeurde ook onder de tollenaars, prostituees en andere zondaars, die tot God’s volk behoorden. Toen zij een ontmoeting met Jezus hadden, die God en Zijn Koninkrijk vertegenwoordigde, werden zij geconfronteerd met hun kwade werken, kregen berouw en op grond van de woorden, die Jezus sprak, bekeerden zij zich van hun kwade werken door de zonden weg te doen en volgden Jezus.
Zij waren dus geen zondaars van God’s volk meer, maar zij hadden zich bekeerd en waren door hun bekering en het wegdoen van hun zonden gered.
De roeping van Mattheus
En vandaar verder gaande zag Jezus iemand bij het tolhuis zitten, Matteüs genaamd, en Hij zeide tot hem: Volg Mij. En hij stond op en volgde Hem. En toen Hij in het huis aanlag, zie vele tollenaars en zondaars kwamen en lagen mede aan met Jezus en Zijn discipelen. En toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot Zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars? Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering (Mat 9:9-13)
En daarna vertrok Hij en zag een tollenaar, Levi genaamd, bij zijn tolhuis zitten en Hij zeide tot hem: Volg Mij. En hij liet alles achter, stond op en volgde Hem. En Levi richtte een grote maaltijd voor Hem aan in zijn huis, en er was een grote menigte tollenaars en anderen, die met hen aan tafel waren. En de Farizeeen en hun schriftgeleerden morden tegen Zijn discipelen en zeiden: Waarom eet en drinkt gij met de tollenaars en zondaars? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering (Lu 5:27-32)
En voorbijgaande zag Hij Levi, de zoon van Alfeüs, bij het tolhuis zitten, en Hij zeide tot hem: Volg Mij. En hij stond op en volgde Hem. En het geschiedde, toen Hij aanlag in zijn huis, dat vele tollenaars en zondaars mede aanlagen met Jezus en Zijn discipelen; want zij waren talrijk en volgden Hem. En toen de schriftgeleerden der Farizeeën Hem met de zondaars en tollenaars zagen eten, zeiden zij tot Zijn discipelen: Waarom eet Hij met de tollenaars en zondaars? En Jezus hoorde het en zeide tot hen: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars (tot bekering (Mar 2:13-17)).
In deze gedeelten lezen wij over de roeping van Mattheüs (ook wel Levi genoemd). Mattheüs was een tollenaar, maar op de woorden van Jezus, liet Mattheüs meteen alles achter zich en volgde Jezus. Mattheüs behoorden tot de twaalf discipelen van Jezus.
Toen Jezus en Zijn discipelen bij Mattheüs in huis kwamen en aan tafel met andere tollenaars en zondaars aanlagen, werden Zijn discipelen door de schriftgeleerden geconfronteerd met het feit, dat Jezus aanlag met tollenaars en zondaars. Zij vroegen hen waarom Jezus met hen aanlag. Jezus hoorde hen en antwoordde, dat Hij niet gekomen was om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. Jezus sloot dus geen compromissen met de tollenaars en zondaars, Hij keurde hun daden en gedrag niet goed en deed geen water bij de wijn, maar Jezus riep hen op tot bekering!
De bekering van de oppertollenaar Zacheüs
En Hij kwam Jericho binnen en ging erdoor. En zie, er was een man, Zacheüs geheten, die oppertollenaar was, en hij was rijk. En hij trachtte te zien, wie Jezus was, en slaagde er niet in vanwege de schare, want hij was klein van gestalte. En hij liep hard vooruit en klom in een wilde vijgeboom om Hem te zien, want Hij zou daarlangs komen. En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij naar boven en zeide tot hem: Zacheüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven. En hij kwam vlug naar beneden en ontving Hem met blijdschap. En toen zij het zagen, morden zij allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan om zijn intrek te nemen. Maar Zacheüs ging staan en zeide Heere: Zie, de helft van mijn bezit, Heere, geef ik de armen, en indien ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig. En Jezus zeide tot hem: Heden is aan dit huis redding geschonken, omdat ook deze een zoon van Abraham is. Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden (Lu 19:1-10)
Zacheüs werd door Jezus geroepen terwijl hij in de vijgeboom zat. Zacheus gaf meteen gehoor aan de oproep van Jezus en deed wat Jezus hem gebood. Hij klom uit de vijgeboom en ontving Jezus in zijn huis met blijdschap. Toen de schare morde om het feit dat Jezus bij een zondig man het huis was binnengegaan, wat volgens hen een schande was, ging Zacheüs staan en beloofde Jezus, dat hij de helft van zijn bezit aan de armen zou geven. En dat was niet het enige. Zacheüs beloofde, dat als hij iemand had afgeperst, hij diegene het viervoudig zou vergoeden.
Zacheüs behoorde tot God’s volk en was bekend met de wet. Hij wist dat hij verkeerd had gehandeld en bekeerde zich van zijn slechte werken. Zijn bekering werd zichtbaar, doordat hij de helft van zijn bezit aan de armen zou geven en het geld, dat hij onterecht door oplichting had ontvangen, viervoudig zou vergoeden. Jezus zag zijn oprechtheid en bekering en daardoor werd er redding aan zijn huis geschonken.
Jezus zei wederom, dat Hij gekomen was om de verlorene te zoeken en te redden. Hij kende de schapen, die tot het huis Israëls behoorden en Zacheüs was een verloren schaap, die Jezus had gevonden en terugbracht naar de kudde (Lu 15:1-10).
De Farizeeën en Sadduceeën
Het meerendeel van de schriftgeleerden van de Farizeeërs en Sadduceeërs leken vrome godvrezende mensen, maar in werkelijkheid waren zij opgeblazen en hoogmoedig. Alhoewel zij een grote kennis hadden van het geschreven Woord van God, kenden zij God niet en herkenden zij Jezus, de Zoon van God, niet. Zij waren niet bekend met de wil en het hart van God en Zijn wegen en daarom hadden zij geen bewogen hart voor de verlorenen, die tot God’s volk behoorden.
Zij confronteerde hen niet met hun zonde en deden geen oproep tot bekering vanuit God’s liefde, zodat zij gered zouden worden. Nee, zij waren zonen van de duivel en wandelden naar zijn wil in de duisternis. Zij lieten de verlorenen begaan in hun zonden en veroordeelden hen om dezelfde slechte werken, die zij zelf in het duister deden, namelijk de werken van de ongerechtigheid.
Zintuigelijk leven
De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en zij zeggen: Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars (Mat 11:18)
En al de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem, om Hem te horen. En de Farizeeën en de Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen (Lu 15:1-2)
De Farizeeërs en Sadduceeërs zagen Jezus als iemand, die zondaars ontving en met zondaars en tollenaars at. Zij noemden Jezus een vriend van tollenaars en zondaars. Aangezien zij vleselijk en dus zintuigelijk waren, kenden zij het hart niet van de tollenaars en zondaren, maar oordeelde alleen naar wat zij zagen. Zij zagen geen bekeerde tollenaars en zondaars en hun rechtvaardige status, maar zij bleven diegenen beschouwen als tollenaars en zondaars. Daarom noemde zij Jezus een Vriend van tollenaars en zondaars.
De zonde geopenbaard
In de eerste dispensatie openbaarde God de zonde aan de vleselijke mens door de wet, die God’s wil vertegenwoordigt. In de tweede dispensatie openbaarde Jezus de zonde aan de vleselijke mens door Zijn aanwezigheid en Zijn woorden, die in overeenstemming waren met de wet en de wil van God. Jezus kwam niet om de wet te ontbinden, maar om te vervullen. Jezus scherpte zelfs de geboden van God aan en gaf nieuwe geboden aan de mens. In de derde dispensatie, waarin wij leven, openbaart de Heilige Geest de wereld van zonde en getuigt van Jezus de Christus en de wil van God. In deze drie dispensaties is de wil van God hetzelfde gebleven.
Alhoewel door het werk van Jezus Christus het oude verbond is vervangen door een nieuw verbond en de positie van de gevallen mens in Christus is hersteld door een nieuwe schepping; een nieuwe mens in Christus te worden, is God’s wil nog steeds hetzelfde.
Jezus getuigde van God’s wil en riep op tot bekering en de Heilige Geest, die in de nieuwe scheppingen woont, getuigt ook van God’s wil, confronteert de mens met zonde en roept nog steeds op tot bekering.
Was Jezus een Vriend van tollenaars?
Jezus noemde zichzelf geen Vriend van tollenaars, maar de Farizeeën en Sadduceeën noemde Jezus een Vriend van tollenaars, net zoals zij over Johannes zeiden, dat hij een boze geest had. Wat natuurlijk niet waar was, maar een leugen. Zij baseerden, dat Jezus een vriend van tollenaars was, op het feit, dat zij zagen dat Hij met tollenaars omging. Maar Jezus ging niet om met tollenaars en zondaars vanuit zelfzuchtige redenen en om vriendschappen met hen aan te gaan en deel te hebben aan hun boze werken en deze te rechtvaardigen. Maar Jezus riep hen op tot bekering en vervolgens ging Hij om met ex-tollenaars en ex-zondaars, die tot bekering waren gekomen en hun zonde hadden weggedaan.
Jezus heeft Zijn volgers nergens opgedragen om vriendschappen met de wereld aan te gaan, bruggen te slaan met de wereld, compromissen te sluiten en gemeenschap met de wereld te hebben.
Zodra iemand met deze vrome leugen komt, dat Jezus met tollenaars en zondaars omging en gebruikt om vriendschappen met de wereld aan te gaan, compromissen te sluiten en het gedrag van diegenen, die blijven volharden in zonde te vergoelijken en rechtvaardigen, weerleg dan deze leugen, met de waarheid van het Woord, dat Jezus met tollenaars en zondaars, die tot God’s volk behoorden, omging, die zich op grond van Zijn prediking bekeerden en de zonden wegdeden. Want Jezus was gekomen om zondaars tot bekering te roepen en niet om deel te hebben aan de werken van zondaars en deze te tolereren en te rechtvaardigen. Jezus was geen Promoter van de zonde, maar van de gerechtigheid.
Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. Maar dit alles zullen zij u aandoen om Mijn Naam, want zij kennen Hem niet, die Mij gezonden heeft. Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij zouden geen zonde hebben, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Wie Mij haat, haat ook Mijn Vader. Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en Mijn Vader gehaat. Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat (Joh 15:18-25)
De wereld haatte Jezus, omdat Hij van haar slechte werken getuigde. Een ieder, die Jezus toebehoort en geboren is uit God zal net als Jezus gehaat worden door de wereld. Want de wereld houdt alleen van diegenen, die de wereld toebehoren en deel hebben aan haar werken. Maar als jij de wereld niet meer toebehoort en geen deel hebt aan haar werken, zul je door de wereld gehaat worden. Dit komt omdat de Heilige Geest, die in jou woont getuigt van haar slechte werken.
Jezus heeft ons opgedragen om net als Hem heilig te leven naar God’s wil (wat ook Jezus Zijn wil is) en het evangelie van God’s Koninkrijk te vertegenwoordigen, verkondigen en brengen op deze aarde. Dat houdt ook in de prediking van bekering en het wegdoen van de zonde, zodat de verlorenen gered worden.
Jezus gebood nergens om vriendschappen met zondaars aan te gaan en deel te hebben aan hun werken, maar om het evangelie van het Koninkrijk God tot hen te brengen en hen op te roepen tot bekering.
Maar zolang de gelovigen blijven geloven in de leugen, dat het niet uitmaakt hoe je leeft en dat zij daarom blijven volharden in zonde en zij de zonde niet willen wegdoen, hoe kunnen zij dan het evangelie en de prediking van bekering en het wegdoen van zonde verkondigen? Hoe kunnen zij van anderen verwachten wat zij zelf niet doen? Daarom wordt de prediking van bekering en het wegdoen van de zonde nauwelijks verkondigd.
Men is meer gericht op het vergaren van zoveel mogelijk hoofdkennis, bovennatuurlijke ervaringen, wandelen in het bovennatuurlijke, profetieën, visioenen, wonderen en tekenen en predikt veel liever voorspoed, rijkdom en welvaart. Maar daarmee kom je de hemelpoort niet binnen, want zonder de heiliging zal niemand God zien (Heb 12:14). Daarom wordt het tijd om al die vrome leugens, die verpakt zijn in halve waarheden, te ontmaskeren met de waarheid van het Woord en het Woord van God te prediken, zodat vele zielen gered worden van de ondergang.
‘Wees het zout der aarde’