Wat doe je met het woord van God en de opdracht van Jezus Christus? Vlucht je weg of doe je wat God jou heeft opgedragen om te doen en spreek je Zijn woorden? Zowel Jona als Jezus kregen een woord en opdracht van God. Jona vluchtte weg, maar Jezus niet.
Wie was Jona?
Jona was de zoon van Amittai en een knecht van de Heere, een profeet, die in Gat-Hachefer woonde (Jona 1:1, 2 Koningen 14:25).
Jona leefde in de achtste eeuw voor Christus, tijdens het koningschap van Amasja (de koning van Juda) en Jerobeam II (koning van Israël en Samaria).
God gaf Jona een opdracht om naar Ninevé te gaan, maar Jona vluchtte weg van Gods aangezicht
Op een dag kwam het woord van God tot Jona. God gaf Jona de opdracht om op te staan en zich klaar te maken en naar de grote stad Ninevé te gaan en tegen haar te prediken.
De boosheid van de inwoners van Ninevé (hun zonden) was namelijk opgeklommen voor Gods aangezicht. (Lees ook: De maat van de zonde en de oordelen van God).
Na het horen van het woord en de opdracht van God vertrok Jona niet naar Ninevé, zoals God geboden had, maar vluchtte Jona weg.
In plaats dat Jona het woord van God gehoorzaamde, vluchtte Jona weg naar Tarsis.
In Jafo vond Jona een schip, dat naar Tarsis ging. Jona betaalde en ging aan boord, weg van Gods aangezicht.
Maar wie kan vluchten voor het aangezicht van God, de Heere der heerscharen? Niemand!
God wierp een hevige wind op zee en veroorzaakte een zware storm
In plaats dat het een kalme voorspoedige bootreis naar Tarsis was, wierp God een hevige wind op de zee, die een zware storm veroorzaakte. De storm was zo hevig, dat het schip leek te breken.
Terwijl de zeelieden vreesden voor hun leven en ieder van hen riep tot hun god en de vaten in de zee gooiden om het gewicht van het schip te verlichten, deed Jona niets.
Jona maakte zich geen zorgen om te zinken, omdat hij in een diepe slaap was verzonken
Jona maakte zich geen zorgen om het zinken van het schip, omdat hij in een diepe slaap was verzonken.
Maar de opperschipper liet Jona niet met rust, maar maakte hem wakker en gebood hem om op te staan en te roepen tot zijn God.
Want misschien zou de God van Jona naar hem luisteren en voorkomen dat zij zouden vergaan.
Wat Jona antwoordde en of Jona zijn woorden gehoorzaamde weten wij niet. Wij weten alleen, dat de anderen voorstelden om loten te werpen, om erachter te komen, wie verantwoordelijk was voor het kwaad dat over hen was gekomen.
Waarom viel het lot op Jona?
En zo wierpen zij loten en het lot viel op Jona. Jona droeg de schuld, omdat hij verantwoordelijk was voor de hevige storm en het onheil, dat over hen was gekomen.
De zeelieden hoorden Jona uit. Jona vertelde, dat hij een Hebreeër was en dat hij de God van de hemel, die de hemel en de aarde gemaakt heeft, vreesde, en dat hij van Gods aangezicht was gevlucht.
Nadat de mannen dit hoorden werden zij zeer bevreesd. Zij vroegen Jona wat zij moesten doen, zodat de zee kalm zou worden. Jona antwoordde, dat zij hem in de zee moesten gooien.
In plaats dat de mannen de woorden van Jona opvolgden en Jona in de zee wierpen, roeiden zij naar de kant om het schip op het droge te brengen. Maar dit lukte hen niet, aangezien de zee steeds onstuimiger werd.
De zeelieden riepen het uit tot de Heere en verzochten Hem, dat zij niet zouden vergaan vanwege de ziel van Jona (het leven van Jona).
Zij riepen tot God om geen onschuldig bloed op hen te leggen, aangezien God had gedaan gelijk het Hem behaagde (Jona 1:14)
Na hun woorden namen zij Jona op en wierpen Jona in de zee. En op het moment, dat Jona in de zee was geworpen, stond de zee stil van haar verbolgenheid.
Toen de mannen dat zagen, vreesden zij God met grote vreze en slachten Hem een slachtoffer en beloofden geloften
Ondertussen had God een grote vis voorbereid om Jona in op te slokken. En Jona was drie dagen en drie nachten in het ingewand van de vis oftewel in de buik van de vis.
Jona bad vanuit de buik van de vis
Terwijl Jona in de buik van de vis was, bad hij tot de Heere zijn God en riep het uit tot de Heere.
Ik riep het uit in mijn benauwdheid tot de Heere, en Hij antwoordde mij, uit de buik van het graf (de schoot van het dodenrijk) schreeuwde ik, en Gij hoorde mijn stem. Want Gij had mij geworpen in de diepte, in het hart van de zeeën en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij heen. En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen, nochtans zal ik de tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen. De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond ontving mij; het wier (zeewier) was aan mijn hoofd gebonden. Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij heen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, O Heere, mijn God! Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere, en mijn gebed kwam tot U, in de tempel Uwer heiligheid. Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hunlieder weldadigheid. Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des Heeren
Jona 2:2-9
God verloste Jona uit de buik van de vis
God hoorde en verhoorde het gebed van Jona en sprak tot de vis en de vis spuugde Jona uit op het droge.
En zo had God Jona verlost uit de buik van de vis.
Het woord van God kwam voor de tweede keer tot Jona
God sprak wederom tot Jona en gebood hem voor de tweede maal om op te staan en naar de grote stad Ninevé te gaan en tegen haar te prediken, en de woorden, die God aan Jona bekend had gemaakt en het oordeel, te verkondigen aan de inwoners van Ninevé.
Dit maal gehoorzaamde Jona het woord en de opdracht van God en vertrok naar Ninevé om de boodschap van God over te brengen aan de inwoners.
Na drie dagen kwam Jona in Ninevé en verkondigde hij de woorden van God. Jona riep, dat Ninevé na 40 dagen ondersteboven gekeerd zou worden.
De inwoners hoorden de woorden van Jona en geloofden God. Zij riepen onmiddellijk een vasten uit en bekleedden zich met rouwgewaden, van groot tot klein.
Toen het woord de koning bereikte, stond hij op van zijn troon. Hij legde zijn opperkleed af, trok een rouwgewaad aan en zette zich neder in de as.
De koning gaf een bevel aan de inwoners, dat zij en hun dieren niets mochten eten en drinken, en het moesten uitroepen tot God, en zich moesten bekeren van hun boze weg en van het geweld dat in hun handen was (het onrecht dat aan hun handen kleefde).
Waardoor had God berouw en keerde Hij Zich om van Zijn brandende toorn en deed het kwaad niet over Ninevé komen?
De koning en inwoners van Ninevé deden dit, met de hoop, dat God dit zou zien en Zich zou omkeren en berouw zou hebben en Zijn brandende toorn zou laten varen, zodat zij niet te gronde zouden gaan. En wat zij hoopten werd werkelijkheid.
God zag de werken van de koning en de inwoners van Ninevé, dat zij zich bekeerden van hun boze weg. En omdat zij berouw betoonden en zich bekeerden, berouwde het God over het kwaad, dat Hij had gesproken hun te zullen doen en Hij deed het niet.
In plaats dat Jona blij was dat de inwoners van Ninevé zich op grond van zijn woorden hadden bekeerd en dat zij behouden waren van de ondergang, was Jona boos.
Toen God hem confronteerde met zijn gedrag, zei Jona, dat dit de reden was, waarom hij naar Tarsis vluchtte.
Jona wist dat God genadig, barmhartig, lankmoedig en vol goedertieren was en het kwaad Hem niet behaagde. En wat Jona dacht, gebeurde.
Maar dit gebeurde enkel, omdat de koning en inwoners van Ninevé de woorden van Jona, die God gesproken had, geloofden, en zij zich op grond van deze woorden bekeerden.
Want God heeft genade als de mens zich bekeert van zijn boze weg en de zonde wegdoet uit zijn leven en in gehoorzaamheid aan God leeft en op Zijn weg, de weg van de gerechtigheid, wandelt.
Jezus vluchtte niet weg
In tegenstelling tot Jona, die wegvluchtte van Gods aangezicht, vluchtte Jezus niet weg om de wil van de Vader te doen. Jezus gehoorzaamde wél de woorden en de opdracht van Zijn Vader en volbracht in gehoorzaamheid aan Zijn Vader het verlossingswerk voor de (gevallen) mens.
De Vader had Jezus gezonden met een opdracht, namelijk om Gods Koninkrijk te verkondigen en brengen tot de mensen van het huis Israëls en hen op te roepen tot bekering van hun boze weg, en om uiteindelijk de straf die op de zonde staat, de dood, op Zich te nemen en zo de Plaatsvervanger van de gevallen mens te worden.
Jezus behoorde de wereld niet toe, maar het Koninkrijk Gods. Hij was geboren uit het Zaad van God en de maagd Maria en was de Eersteling van de nieuwe schepping, die wandelde naar de Geest in volkomen gehoorzaamheid aan Zijn Vader.
Jona was de oude schepping en was ongehoorzaam aan de stem van God en vluchtte weg, maar Jezus vluchtte niet weg. Jezus was volkomen gehoorzaam aan de stem van Zijn Vader en ging Zijn weg.
De weg van de Vader was geen weg van comfort en voorspoed, maar van verzoeking, vervolging en lijden, die eindigde aan het kruis.
Het lot viel op Jona door zijn ongehoorzaamheid, het lot viel op Jezus door zijn gehoorzaamheid
Door de ongehoorzaamheid van Jona aan God viel het lot op hem, waardoor hij in de zee werd geworpen, opgeslokt werd door een grote vis, en in de buik van de vis terechtkwam.
Het lot viel ook op Jezus, maar niet vanwege Zijn ongehoorzaamheid aan God en dat Hij verantwoordelijk was voor het onheil en de val van de mens, maar vanwege Zijn gehoorzaamheid aan God.
Doordat het lot op Jezus viel, werd Hij gekruisigd en door Zijn Vader tot zonde gemaakt, waardoor Jezus in het hart van de aarde terechtkwam.
Jona verbleef drie dagen in de buik van de vis, Jezus verbleef drie dagen in het hart van de aarde
Zowel Jona als Jezus verbleven drie dagen in de buik wat een teken was en is voor de mensheid.
Na drie dagen werd Jona door de vis uitgespuugd en stond Jezus als Overwinnaar op uit de dood.
Beide gebeurtenissen hadden grote invloed op de verlossing en behoudenis van de mens.
Jona ging heen om Gods oordeel over de stad Ninevé te verkondigen
Jona ging in gehoorzaamheid aan God heen en verkondigde het oordeel tot de inwoners van Ninevé. Zij geloofden de woorden van Jona en bekeerden zich van hun zonden en ongerechtigheden op grond van zijn woord, en keerde tot God.
Door de prediking van Jona en de bekering van de inwoners van Nineveh kwam het oordeel van God na 40 dagen niet over de stad en werden zo’n 120.000 mensen gered van de ondergang.
Jezus ging heen, onderwees Zijn discipelen en gaf hen de opdracht om Zijn getuigen te zijn en het evangelie, bekering, en vergeving van zonden te verkondigen
Jezus ging naar Zijn discipelen en onderwees hen 40 dagen, voordat Hij werd opgenomen in de hemel en plaatsnam aan de rechterhand van de Vader.
Hij gaf Zijn discipelen de opdracht om Zijn getuigen te zijn op aarde en het evangelie van de gekruisigde en opgestane Christus, bekering, en vergeving van zonde, te verkondigen.
Om hun opdracht te vervullen beloofde Jezus hen de andere Trooster, de Heilige Geest, die de Vader in Zijn Naam zou zenden en in hen zou wonen.
De Heilige Geest zou hen onderwijzen en hen kracht geven om Zijn getuigen te zijn op aarde en de wereld te overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van het oordeel.
De discipelen van Jezus, die hun eigen leven hadden afgelegd en in Christus waren gestorven en opgestaan, vluchtten niet weg, zoals Jona en zoals zij voorheen hadden gedaan bij de gevangenneming van Jezus, maar zij gehoorzaamden de woorden van Jezus, de Heere van hun leven, en deden wat Jezus hen had opgedragen om te doen.
Op hun getuigenis, bekeerden duizenden mensen zich en werden, door hun geloof in de woorden van de getuigen van Jezus Christus, verlost en gered.
En dit getuigenis is nog steeds van kracht en brengt nog steeds verlossing en redding voort voor de gevallen mens.
Op hetzelfde getuigenis van gelovigen, die getuigen zijn van Jezus Christus en de Vader toebehoren, en niet vluchten, maar doen wat God hen heeft opgedragen om te doen, bekeren mensen zich nog steeds.
Het getuigenis van de dood en opstanding van Jezus Christus heeft niet aan kracht verloren
Het getuigenis van Jezus Christus en de verkondiging van Zijn woorden hebben niet aan kracht verloren, maar zijn nog even krachtig als de dag van Pinksteren. Dit geldt ook voor de Heilige Geest.
Maar het zijn de mensen, die Jezus hun Heere noemen, maar niet doen wat Hij zegt.
Mensen, die de waarheid van het Woord niet durven aanzeggen.
Mensen, die leven vanuit hun gevoel, hun emotie, en het evangelie van Jezus Christus en de woorden van God verdraaien, om het aangenamer voor de vleselijke oude mens te maken, en de zonde goed te keuren, en bijval te schenken aan zondaren, in plaats van te getuigen van de zonde, de gerechtigheid en het oordeel.
Dit alles doen zij enkel om geliefd te zijn bij de mensen en niet verstoten en/of vervolgd te worden.
Wat zou er gebeurd zijn als Jona, Jezus en de discipelen Gods opdracht niet hadden vervuld?
De eerste keer vluchtte Jona weg, maar nadat Jona persoonlijk geconfronteerd werd met de grootheid en Almacht van God, vluchtte hij niet meer weg, maar onderwierp hij zich aan God en deed hij wat God hem had opgedragen om te doen.
Als Jona de woorden van God en het oordeel van God over de stad Ninevé niet had gepredikt, dan waren zo’n 120.000 mensen verloren gegaan.
Als Jezus niet had gedaan wat God Zijn Zoon had opgedragen om te doen, maar was gevlucht, dan waren velen niet genezen, bevrijd en teruggekeerd naar God en was er geen verlossing en redding voor de mens en was er geen goede boodschap om te verkondigen, maar een vreselijk vooruitzicht voor alle mensen.
En als de discipelen hun mond hadden gehouden en waren gevlucht en niet hadden gedaan wat Jezus hen had opgedragen om te doen, dan waren duizenden mensen verloren gegaan.
Wat doe jij met het evangelie van Jezus Christus en de waarheid van God omtrent de zonde, de gerechtigheid en het oordeel? Doe jij wat Jezus jou heeft opgedragen om te doen en verkondig jij Zijn woorden en ben je Zijn getuige op aarde of vlucht je weg?
‘Wees het zout der aarde’