In Mattheüs 12:41-42 en Lucas 11:31-32 sprak Jezus over de koningin van het zuiden en de mannen van Ninevé. Maar waarom refereerde Jezus naar hen? Wat hadden de koningin van het zuiden en de mannen van Ninevé gemeen, dat zo bijzonder was, dat zij door Jezus als voorbeeld werden aangehaald?
Wie was de koningin van het zuiden?
De koningin van het zuiden was de koningin van Sheba (Scheba, Seba). De koningin van Sheba was degene, die naar Salomo ging volgens de Bijbel (1 Koningen 10:1-13, 2 Kronieken 9:1-12).
Waarom ging de koningin van het zuiden naar Salomo?
De koningin van het zuiden ging naar Salomo om te onderzoeken of het gerucht van Salomo, aangaande de Naam van de Heere, waar was. En dus vertrok zij met haar karavaan, met kamelen, beladen met specerijen, goud en edelgesteente, naar Jeruzalem om Salomo met raadselen te verzoeken.
Eenmaal aangekomen in Jeruzalem ging zij naar Salomo om zijn wijsheid te horen.
De koningin van Sheba besprak met Salomo alles wat in haar hart was en Salomo verklaarde alles.
Niets was te moeilijk en niets lag verborgen voor koning Salomo.
Dit kwam, omdat God alles aan Salomo openbaarde, waardoor Salomo alle dingen kon verklaren en antwoord kon geven op alle vragen en raadselen van de koningin van Sheba.
Niets hield God verborgen voor Salomo.
Toen de koningin van Sheba de woorden van Salomo, die de wijsheid van God aangaande Zijn recht en gerechtigheid bezaten, hoorde, en het huis dat hij gebouwd had, zijn personeel, en al wat hij bezat, zag, was er geen twijfel meer.
Zij geloofde, dat wat zij had gehoord over Salomo, aangaande de Naam van de Heere, waar was.
De koningin van het zuiden hoorde het woord van Salomo en geloofde Salomo aangaande de Naam van de Heere
De koningin van het zuiden geloofde, dat al de wijsheid, die Salomo sprak, en al wat Hij deed en bezat, van de Heere zijn God afkomstig was, en dat God een welbehagen had om hem op de troon van Israël te zetten, omdat God Israël liefhad. Daarom had God Salomo als koning aangesteld om recht en gerechtigheid te oefenen.
Als gevolg van haar geloof, gaf de koningin van Sheba aan Salomo 120 talenten goud en heel veel specerijen en edelgesteente. En koning Salomo gaf aan de koningin van Sheba al wat zij begeerde en al wat zij aan hem vroeg, naast wat hij haar gegeven had overeenkomstig het vermogen van de koning.
De mannen van Ninevé hoorden en geloofden het woord van Jona en dat God hem gezonden had
Toen de mannen van Ninevé de woorden van Jona hoorden, aangaande Gods oordeel over de grote stad Ninevé, geloofden zij dat het woord van Jona van God afkomstig was en dat zijn woord waar was.
De mannen van Ninevé geloofden dat Jona door God gezonden was en dat hij de woorden van God sprak.
Zij geloofden allen, dat Gods oordeel na 40 dagen over de stad Ninevé zou komen.
Als gevolg van hun geloof in Gods woord bekeerden zij zich van hun boze werken en vastten zij voor de Heere, hopende dat God hun berouw, verootmoediging en bekering zou zien en Zijn gedachten zou veranderen en Ninevé en haar inwoners zou sparen.
Omdat de mannen van Ninevé het woord van Jona geloofden als het woord dat van God afkomstig was en zich op grond daarvan bekeerden van hun boze werken (zonden), en God hun berouw en werken zag, betoonde God genade door Zich te bekeren van het kwaad, waardoor de stad Ninevé en haar inwoners werden gered.
De Farizeeën en Sadduceeën geloofden niet het woord van Jezus en dat God Hem gezonden had
Maar toen God uit liefde voor de wereld Zijn Zoon Jezus de Christus naar de aarde zond en aan Hem Zijn Naam, Zijn Geest, Zijn woorden en kracht gaf, geloofden niet iedereen dat Jezus door God was gezonden en Hij Zijn woorden sprak.
Velen hoorden over Jezus uit Nazareth en gingen naar Hem toe om Hem te zien en Zijn woorden te horen en de tekenen en wonderen, die Hij verrichtte, te aanschouwen.

Maar na het horen van Zijn woorden en het zien van Zijn werken, geloofden niet iedereen dat Jezus door God was gezonden en dat Hij de Christus was, met name de (religieuze) leiders van het huis Israëls.
Het meerendeel van de Farizeeërs en Sadduceeërs, die de woorden en onderwijzingen aangaande het Koninkrijk der hemelen, Gods recht en de gerechtigheid hoorden en de genezingen en uitdrijvingen van boze geesten zagen, geloofden niet dat Jezus was gekomen in de Naam van de Heere en Zijn woorden sprak en Zijn werken deed.
Alhoewel de woorden en werken van Jezus getuigden dat de Vader Hem had gezonden en dat Hij Zijn woorden sprak en Zijn werken deed, herkenden degenen, die geleerd waren in de schriften en ziende zouden moeten zijn en God en Zijn wil behoorden te kennen, Zijn Zoon Jezus, de Messias (de Christus) en het Levende Woord, niet en geloofden niet in Hem (o.a. Johannes 5, 6:35-40, 8:13-59, 9, 10:24-39).
In plaats dat zij Jezus geloofden, zeiden zij van Jezus, dat Hij een Samaritaan was, een duivel had en Hij Zijn werken door Beëlzebul, de overste van de duivelen, deed. Zij noemden Hem zelfs Beëlzebul (o.a. Mattheüs 10:25; 12:24; Marcus 3:22, Lucas 11:15, Johannes 7:20-30, 8:48-59, 10:20).
Zij verzochten Jezus om een teken
En als dat nog niet beledigend en kleinerend genoeg was, verzochten zij Jezus ook nog eens om een teken om zichzelf te bewijzen. Terwijl Jezus al zoveel woorden had gesproken en zoveel wonderen en tekenen had gedaan.
Echter overtuigden Zijn woorden en de vele tekenen en wonderen, die zij aanschouwd hadden, hen niet, en zagen en geloofden zij niet in de Zoon, het Levende Woord en Brood des hemels, omdat zij niet uit God waren en zij verblind waren in hun bijziendheid.
De woorden van Jezus getuigden, dat Hij door God was gezonden
De woorden van Jezus getuigden, dat Hij door God was gezonden en Zijn woorden sprak, maar zij geloofden Hem niet. Dit kwam, omdat zij God niet toebehoorden en Hem niet kenden, maar behoorden tot de boze en overspelige generatie, die altijd een teken begeert.
En omdat zij Jezus niet geloofden, bekeerden zij zich niet van hun boze werken (zonden) en lieten zich niet dopen in water, wat de wil van God was.
In plaats dat zij zich bekeerden en lieten dopen, verwierpen zij het woord van God en vervolgden zij hun losbandige leven in hoogmoed en rebellie naar God toe en ongehoorzaamheid aan Zijn woord, want dat was het verlangen van hun verdorven hart, dat tot het boze en overpelige geslacht hoort. Een hart vol ongeloof en ongerechtigheid.
Jezus was meer dan Salomo en Jona, maar werd niet door iedereen geloofd
Terwijl de woorden van Salomo de koningin van het zuiden overtuigden en zij daardoor geloofde in God, en de woorden van Jona de mannen van Ninevé overtuigden en zij geloofden en zich op grond van zijn prediking bekeerden van hun boze wandel, werden de woorden van Jezus Christus, de Zoon en de afspiegeling van de levende God, niet door iedereen geloofd, waardoor zij zich niet bekeerden en lieten dopen, terwijl Jezus meer was dan Salomo en Jona.
Jezus was meer dan Salomo en Jona, maar de mensen waren zo hoogmoedig, blind en slecht, dat zij niet geloofden en zich niet bekeerden op de prediking van Jezus.
De koningin van het zuiden en de mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel en de ongelovigen veroordelen
Omdat zij niet geloofden in de Zoon en zich niet bekeerden van hun boze werken, maar daarin bleven volharden, zouden de koningin van het zuiden en de mannen van Ninevé opstaan in het oordeel met dit geslacht en degenen veroordelen, die tot de generatie van de gevallen mens behoren en het Woord niet hebben geloofd maar hebben verworpen en zich niet hebben bekeerd van hun boze werken (zonde) en zich niet hebben laten dopen in water, maar in zonde hebben volhard (o.a. Mattheüs 12:41-42, Lucas 11:31-32, 1 Korinte 6:2).
Jezus zei indirect, dat het feit, dat zij geboren waren uit het zaad van Israël (Jacob) hen geen garantie gaf dat zij gered waren. Hun werken getuigden, wie zij geloofden en wie zij wél en niet toebehoorden (Lees ook: Naar welke stem luister jij?)
Het behaagde God om Zijn Zoon als Koning op de troon van Zijn Koninkrijk te zetten en te regeren over Zijn volk
De koningin van het zuiden zag de liefde van God voor Zijn volk Israël door Salomo op de troon van Israël te plaatsen en het volk met recht en gerechtigheid te richten. Maar velen van het huis Israëls, inclusief de religieuze leiders, gingen aan Gods liefde voorbij en verwierpen Jezus de Koning en kruisigden Hem.
En zo gaan nog steeds velen aan Gods liefde voorbij, door de woorden van God te horen maar niet te geloven, en Jezus niet als de Zoon en de Messias van God te erkennen en niet in Zijn woorden, Zijn dood, Zijn opstanding en aanstelling als Koning op de troon van Gods Koninkrijk, te geloven, waardoor zij zich niet bekeren, laten dopen en vervuld worden met de Heilige Geest en niet doen wat Jezus zegt, maar als vijanden van God en Zijn Woord als de wereld in duisternis en zonde blijven leven.
Jezus is Koning en Hoofd van de Gemeente
Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde
Kolossenzen 1:12-14
God heeft Zijn Zoon na al de verzoekingen, weerstand en vervolging van Zijn vijanden, en na al de bespottingen, lijden, verwerping, geseling en kruisiging uitermate verhoogd en als Koning op de troon van Zijn Koninkrijk aangesteld uit liefde voor Zijn volk; Zijn gemeente, om recht en rechtspraak te doen (o.a. Jesaja 9:5-6, Kolossenzen 1:13-18. Hebreeën 1, openbaring 1:5-9).
Maar nog steeds gelooft niet iedereen in het woord van God en erkent niet iedereen, dat God Zijn Zoon Jezus als Koning heeft gezalfd (aangesteld), waardoor het koningschap en de heerschappij van Christus en Zijn gerechtigheid niet wordt erkent in veel kerken en Zijn woorden niet worden geloofd, gehoorzaamd en uitgevoerd, en daardoor de duivel vrij spel heeft in de levens van velen en hen verslind.
‘Wees het zout der aarde’