Wij behoren God te allen tijd om u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof zeer toeneemt en uw aller liefde jegens elkander sterker wordt, zodat wij zelf over u roemen bij de gemeenten Gods, vanwege uw volharding en uw geloof onder al uw vervolgingen en de verdrukkingen, die gij doorstaat: een bewijs van het rechtvaardige oordeel Gods, dat gij het Koninkrijk Gods waardig geacht zijt, voor hetwelk gij ook lijdt, indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Heere Jezus van de hemel, met de engelen Zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Heere Jezus niet gehoorzamen. Deze zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heeren en van de heerlijkheid Zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u (2 Tessalonicenzen 1:3-10)
De gemeente van de Tessalonicenzen geloofde de evangelieprediking van Paulus en de anderen, die onder zware strijd, niet alleen in woorden tot hen gekomen was, maar ook in kracht en in de Heilige Geest en in grote volheid. Onder zware verdrukking hadden zij het woord met blijdschap van de Heilige Geest aangenomen. Zij geloofden hun woorden, die van God afkomstig waren en hadden het geloof in Christus aanvaard en waren navolgers van hen en de Heere geworden.
Gij zijt getuigen, en God, hoe vroom rechtvaardig en onberispelijk wij ons bij u, die gelooft, gedragen hebben. Gij weet trouwens, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, u hoofd voor hoofd vermaanden, aanmoedigden, en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig, die u roept tot Zijn eigen Koninkrijk en Heerlijkheid (1 Tessalonicenzen 2:10-12)
Zij hadden zich afgekeerd van hun afgoden om de waarachtige en levende God te dienen en namen de vermaning tot een heilige wandel aan, aangezien dat de wil van God is (1 Tessalonicenzen 4:1-8 (Lees ook: ‘De wil van God vs de wil van de duivel‘ en ‘Het heiligingproces‘)).
Zij waren gezeten in Christus en vertegenwoordigden, verkondigden en brachten het Koninkrijk van God tot de mensen.
Zij wandelden samen in het geloof, dat op God gericht was, en hun geloof nam toe en hun liefde naar elkaar werd sterker.
Zij pasten de woorden van God niet aan en deden geen water bij de wijn om een rustig en comfortabel leven naar hun wil zonder hindernissen te hebben en door de wereld geliefd en geaccepteerd te worden, maar zij bleven trouw aan de woorden van God en bleven volharden in de waarheid van God, ondanks al hun lijden en de vervolgingen en verdrukkingen van mensen, die zij doorstonden.
De Tessalonicenzen waren het Koninkrijk Gods waardig
Hun volharding en geloof onder al hun lijden, vervolging en verdrukking, die zij doorstonden waren een bewijs van Gods rechtvaardige oordeel, dat zij het Koninkrijk Gods waardig waren. Want als jij God toebehoort, zul jij een vijand van de wereld zijn en zul jij door de wereld gehaat en vervolgd worden, omdat jij van hun boze werken getuigt (Johannes 7:7; 16:8).
Zij gehoorzaamden de woorden van God en deden de wil van God en verkondigden het evangelie, ongeacht wat het gevolg daarvan zou zijn. Zij hadden hun eigen leven afgelegd en volgden en gehoorzaamden Jezus en hadden Hem lief boven al.
De verantwoordelijkheid van de gelovigen
De gelovigen waren verantwoordelijk om te doen, wat Jezus, die het Hoofd van Zijn Lichaam is, de gelovigen had opgedragen om te doen. Het was de verantwoordelijk van de gelovigen om de waarheid van het evangelie van Christus te prediken en het Koninkrijk van God te brengen en de mensen op te roepen tot bekering (Lees ook: ‘De oproep tot bekering’ en ‘Wat houdt een bekering in?).
Vervolgens was het aan de mensen of zij hun woorden geloofden en zich bekeerden van hun zonde en zondige leven en door het geloof wedergeboren te worden in Christus of dat zij hun woorden verwierpen. Deze beslissing lag bij de mens en daarom was de mens zelf verantwoordelijk voor de beslissing, die de mens na het horen van Gods Woord zou maken.
De gelovigen hadden niet de opdracht van Jezus ontvangen om het kwaad van de mensen, die hen verdrukten en vervolgden, te vergelden, want dat was aan God.
De straf die uitgeoefend wordt over diegenen, die God niet kennen en het evangelie van Jezus niet gehoorzamen
Als het recht zou zijn bij God, dan zou God aan hun verdrukkers verdrukking vergelden en aan diegenen, die zij verdrukten, verkwikking, bij de openbaring van de Heere Jezus met de engelen Zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf zal oefenen over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzamen.
Want diegenen, die God niet kennen en het evangelie van Jezus Christus niet gehoorzamen, zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht van de Heere en van de heerlijkheid van Zijner sterkte, wanneer Hij zal komen om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn.
De toekomst van de zonen van God en de zonen van de duivel
Dit is hoe de toekomst eruit zal zien, voor diegenen, die trouw zijn aan God en blijven volharden in het geloof en lijden omwille van het evangelie en vervolgd en verdrukt worden in de wereld en het Koninkrijk Gods waardig zijn en hoe de toekomst eruit zal zien, voor diegenen, die God niet kennen en het evangelie van Jezus Christus niet gehoorzamen en de zonen van God (zowel mannen als vrouwen) hebben verdrukt en vervolgd.
Het Koninkrijk Gods waardig zijn
Laat dit een bemoediging zijn en een aansporing tot het verkondigen van de waarheid van God, ondanks het lijden en de weerstand, vervolging en verdrukking, die met de verkondiging van de waarheid van God en het brengen van Zijn Koninkrijk samengaan.
Laten de gelovigen het Koninkrijk Gods waardig zijn door te volharden in het geloof en zich te richten op de dingen, die boven zijn en in gehoorzaamheid aan Jezus Christus; het Hoofd, doen wat Jezus heeft opgedragen om te doen en in heiligheid te wandelen naar Gods wil en het evangelie van Jezus Christus en het Koninkrijk van God te verkondigen en de mensen op te roepen tot bekering en het wegdoen van zonde en een heilig leven te leiden, zodat zij deel zullen hebben aan het eeuwige leven en Jezus hen niet zal dopen met vuur (Lees ook: ‘Wat betekent de doop met vuur?’).
‘Wees het zout der aarde’