In 1 Petrus 2:9-10, staat geschreven dat Christenen, die gehoor hebben gegeven aan de roep van God, die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, een uitverkoren geslacht zijn, een koninklijk priesterschap, een heilige natie en een volk Gode ten eigendom. Wat betekent dit? Leven Christenen als een uitverkoren geslacht, koninklijk priesterschap, heilige natie en een volk Gode ten eigendom?
Wat betekent een uitverkoren geslacht?
Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht: u, eens niet Zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in Zijn ontferming aangenomen (1 Petrus 2:9-10)
Een ieder, die gehoor heeft gegeven aan de roep van God en door het geloof in Jezus Christus zich heeft bekeerd en wedergeboren is in Christus, is een nieuwe schepping, een zoon van God, geworden.
Diegenen, die de duisternis toebehoorden, maar gehoor hebben gegeven aan de roep van God zijn vanuit de duisternis overgeplaatst naar Zijn wonderbaar licht en zijn verzoend met God en behoren God toe en Zijn Gods volk geworden.
Zij zijn een nieuwe schepping en behoren niet meer tot de generatie van de gevallen mens, die een zondaar is en de duivel als vader heeft en leeft naar het vlees in ongehoorzaamheid aan God. Maar zij behoren tot de generatie van de nieuwe mens, het uitverkoren (uitgekozen, gekozen) geslacht (generatie, natie, nageslacht), die gerechtvaardigd is door het bloed van Jezus en Zijn verlossingswerk en God als vader heeft en leeft naar de Geest in gehoorzaamheid aan God.
Zij zijn niet meer kinderen van de nacht, die de duisternis toebehoren, maar zij zijn kinderen van de dag geworden, die het Licht toebehoren en vanuit het Licht in de waarheid van God leven op aarde (Lees ook: Laat de zonde niet langer als koning heersen!).
Wat betekent een koninklijk priesterschap?
Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en Mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk (Exodus 19:5-6)
En komt tot Hem, de levende Steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus (1 Petrus 2:4-5)
Zoals Jezus de levende Steen was, die door mensen verworpen was, maar bij God uitverkoren en kostbaar was, zo zijn de gelovigen ook levende stenen, die alhoewel zij door de wereld vervolgd en verworpen zullen worden, door God uitverkoren zijn en kostbaar zijn voor God.
Zij waren levend voor de wereld, maar dood voor God. Echter door het geloof en de wedergeboorte in Christus zijn zij levend geworden voor God, maar dood voor de wereld.
Jezus Christus is Koning en Hogepriester en is het Hoofd van Zijn Lichaam; de Gemeente. De gelovigen vormen samen de Gemeente en zijn het Lichaam van Christus op aarde (Lees ook: Jezus Christus is het Hoofd van het Lichaam; de Gemeente)
Zij zijn een lichaam van priesters, die geroepen zijn tot het heilig en koninklijk priesterschap en geestelijke offers brengen, die aangenaam zijn voor God door Jezus Christus, de Middelaar (Lees ook: Wat is de ordening van Melchisedek?).
En zoals het Levitische priesterschap de Heere als erfdeel had, zo is ook de Heere hun erfdeel, door de Heilige Geest, die in hen woont en altijd bij hen zal zijn.
Omdat gelovigen een koninklijk priesterschap zijn, zullen zij ook als priesters leven. Dit houdt niet in isolatie van de wereld, verbod om te trouwen, het dragen van speciale (priester) klederen, etc. Maar dit houdt in, dat zij in deze wereld onder de mensen leven als priesters in een volledige onderwerping en toewijding aan God in gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord in Zijn wil.
Elke gelovige wil als koning heersen, maar er zijn maar weinig gelovigen, die als priesters heilig willen leven en de werken van het vlees afleggen.
Maar gelovigen zijn een koninklijk priesterschap en behoren heilig te leven in gehoorzaamheid aan God in Zijn wil en rechtvaardige werken te doen, net als Jezus Christus de Koning van het Koninkrijk der Hemelen en Hogepriester van het Nieuwe Verbond, dat bezegeld is met Zijn kostbare bloed.
Wat betekent een heilige natie?
Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid Zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde (Efeziërs 1:3-6)
Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het Zaad (Gods) blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft (1 Johannes 3:9-10)
Gelovigen behoren de wereld niet meer toe en zullen daardoor niet meer leven zoals de wereld leeft in de hoogmoed, kennis en wijsheid van de mens en in zonde. Maar gelovigen zijn een heilige natie en zullen ook heilig leven, wat betekent afgescheiden van de wereld; de duisternis, en toegewijd aan God.
Alhoewel zij in de wereld leven, behoren zij de wereld niet meer toe, maar behoren zij God toe. Doordat zij God toebehoren in plaats van de wereld en zij daardoor niet meer leven als de wereld, worden zij niet meer door de wereld erkend en zijn zij niet meer geliefd door de wereld, maar haat de wereld hen, omwille van Christus en omdat zij van haar werken getuigen dat zij boos zijn (Johannes 3:19-20; 7:7; 15:18-20 (Lees ook: Waarom de wereld Christenen haat?)).
Hierdoor onderscheiden zich de gelovigen, die God toebehoren en in gehoorzaamheid aan Hem naar de Geest in Zijn wil wandelen, van de ongelovigen, die de wereld toebehoren en in ongehoorzaamheid aan God en Zijn Woord naar het vlees in duisternis wandelen (Lees ook: Wat is het verschil tussen de schapen en de bokken?).
Wat betekent een volk Gode ten eigendom?
Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende Woord van God (1 Petrus 1:22-23)
Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen zijn Israël, en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kinderen der belofte gelden voor nageslacht (Romeinen 9:6-8))
Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn Zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw Zaad, dat wil zeggen: aan Christus (Galaten 3:16)
Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen (Galaten 3:26-29)
Zoals een ieder, die uit het zaad van Israël geboren werd tot Gods volk behoorde, zo behoort ook een ieder, die uit het onvergankelijke Zaad is geboren tot Gods volk.
Dit betekent, dat Gods volk God toebehoort en niemand anders. Diegenen, die tot Gods volk behoren Zijn Gods eigendom oftewel Gods bezit en zij zullen naar Hem luisteren en Hem gehoorzamen en Zijn geboden bewaren, wat betekent, dat zij Zijn woorden zullen gehoorzamen en Zijn wil zullen doen (Lees ook: Wat als Gods wil niet jouw wil is?).
Doen zij dit niet, dan behoren zij God niet toe, ongeacht wat humanisten zeggen, die de geest van de wereld bezitten.
Het Woord is hier duidelijk over en uiteindelijk zal het eeuwige Woord een ieder oordelen naar zijn werken, en niet de bevindingen en meningen van mensen, die tijdelijk op aarde leven.
God heeft Zijn volk uitgekozen en wil dat Zijn zonen zich afscheiden – en onderscheiden van de wereld (de duisternis), in plaats dat zij meeheulen met de wereld en compromissen sluiten en bruggen bouwen met de duisternis en leven als zonen van de duivel in hoogmoed naar hun eigen wil.
Het is de wil van God, dat gelovigen, die Zijn zonen zijn en Hem toebehoren een afspiegeling van Hem zijn op aarde, net als Jezus, en in Zijn wil leven en daardoor een geheiligd leven leiden op aarde.
God wil niet, dat Zijn zonen zich verstoppen en zwijgen over de Waarheid en als kameleons en undercover agenten leven op aarde.
Maar God wil dat Zijn zonen, die dood waren maar door Christus levend zijn geworden, Zijn getuigen zijn en als lichten stralen in de duisternis en in vrijmoedigheid Zijn Waarheid en Zijn grote daden verkondigen op aarde en de leugens en werken van de duivel aan het licht brengen, weerleggen en vernietigen en de bedekking bij mensen wegnemen.
De zonen van God verkondigen Zijn grote daden
Want Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen (Efeziërs 2:10)
Jezus heeft het voorbeeld gegeven en door de wedergeboorte zijn wij (volmaakt) geschapen in Hem naar Zijn beeld en hebben de Heilige Geest ontvangen, die ons onderwijst en leidt in al de waarheid van God en de wereld overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van het oordeel, zodat wij getuigen van Jezus Christus op aarde zijn en Zijn Koninkrijk zullen vertegenwoordigen, verkondigen en vestigen op aarde, waardoor Jezus Christus en de Vader worden verhoogd (o.a. Johannes 16:8-13, Efeziërs 2:10, 4:15-24, Kolossenzen 3:10) .
‘Wees het zout der aarde’