Elke Christen is bekend met het scheppingsverhaal, inclusief de schepping van de mens, die naar het evenbeeld van God is geschapen (En God (El-Elohim) zeide: laat Ons mensen maken naar Ons beeld, als Onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen (Genesis 1:26-27)). Maar helaas komt het veelvuldig voor, dat dit gedeelte in de Bijbel te pas en te onpas wordt aangehaald en gebruikt om dingen in het karakter en de houding en natuur van de mens, die tegen de woorden van God en Gods wil ingaan, en de werken van het vlees te rechtvaardigen en te accepteren. Maar hoe zit dit dan? Is de mens dan niet naar het beeld van God geschapen?
De schepping van de mens; God schiep de mens naar Zijn beeld
De mens is naar het evenbeeld van God (El-Elohim) geschapen. God blies Zijn levensadem in de mens, die Hij geformeerd had uit het stof der aarde en toen Hij zijn levensadem in de mens blies kwam de ziel tot leven en werd de mens een levende ziel. De mens was volmaakt geschapen en bestond uit een geest, ziel en lichaam. De mens was bekleed met de heerlijkheid van God en was zich niet bewust van zijn lichaam. De mens zag niet zijn naaktheid en schaamde zich niet.
Adam was de zoon van God en was geboren uit de Geest van God. De geest van de mens heerste over de ziel en het lichaam. De ziel en het lichaam waren onderworpen aan de geest en daardoor heerste God’s natuur in de mens.
Er was geen enkel kwaad en geen enkele onreinheid aanwezig in de schepping van God. Daardoor wandelde de mens ook in vrijmoedigheid met God.
God haalde uit het lichaam van de mens, die uit het stof van de aarde was geschapen en door de adem van God tot leven was gekomen, een rib en bouwde de rib tot een vrouw en gaf de vrouw aan Adam.
God bracht zelf de vrouw tot Adam en toen Adam de vrouw zag, zei hij: “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal mannin heten, omdat zij uit de man genomen is”. De vrouw hoorde bij de man en samen zouden zij tot één vlees zijn (Genesis 2:21-25).
Er was een eenheid en een volmaaktheid. De schepping was goed, ja zeer goed.
De val van de mens
Maar de duivel, die door God uit de hemel op de aarde was geworpen, was hoogmoedig en wilde als God zijn. Daarom wilde hij ook een zoon hebben en vader zijn, net als God. Hij zag God wandelen met Zijn zoon en was jaloers. Hij was niet alleen jaloers op God, dat Hij een zoon had, maar hij was ook jaloers op het feit dat God aan de mens heerschappij had gegeven over de aarde en al wat daarin is.
En daardoor bedacht de duivel een plan, waardoor hij niet alleen de zoon van God zou afpakken en de zoon van God tot zijn zoon zou maken, maar ook de heerschappij over de aarde en al wat daarin is zou verkrijgen. Want als de zoon van God naar hem zou luisteren en zou doen wat hij hem zou opdragen om te doen, dan zou de zoon van God onder de duivel zijn heerschappij komen en de duivel niet alleen zijn vader worden, maar ook heerser van alles wat een ziel heeft en leeft op aarde, inclusief de mens.
En zo gezegd, zo gedaan. De duivel kwam niet rechtstreeks tot Adam, zelfs niet tot Eva. Maar de duivel benaderde en verleidde de vrouw via de slang en vervolgens verleidde hij de man via zijn vrouw.
De duivel verleidde de vrouw met een halve waarheid, namelijk dat als zij van de verboden boom zouden eten, zij net zo zouden worden als God. De duivel sprak niet over het gedeelte dat als de mens zou eten van de verboden boom, hij zou sterven. Nee, dat gedeelte liet hij weg.
De vrouw begon te twijfelen aan de woorden van God en geloofde de woorden van de slang en gehoorzaamde de woorden van de slang, boven de woorden van God en Adam deed hetzelfde en geloofde en gehoorzaamde de woorden van de vrouw boven de woorden van God. En doordat zowel de mens de woorden van het schepsel boven de woorden van God geloofde en gehoorzaamde en dus naar de woorden van de duivel handelden, plaatsten zij de schepping van God boven de Schepper.
Door de ongehoorzaamheid van de mens aan God, stierf de geest van de mens en werd de mens gescheiden van God. De mens viel van zijn positie als zoon van God en verloor zijn heerschappij, die God aan de mens had gegeven, over de aarde en al wat daarin is.
Op het moment dat de man en de vrouw niet luisterden naar de woorden van God, maar tegen Zijn gebod in aten van de verboden boom, zondigden zij en voer de dood in de mens. Daardoor stierf de geest van de mens en de mens kwam onder heerschappij van de dood.
De duivel kreeg de heerschappij over de aarde en al wat daarin was, inclusief de mens, waarvan de geest was gestorven en de ziel en lichaam voortleefden. Hij was vader van de mens geworden. Een ieder, die uit het zaad van de mens geboren zou worden, zou dezelfde natuur en karakter als de duivel hebben. De ziel zou niet langer meer aangestuurd worden door de geest vanuit God, maar door het lichaam vanuit de duivel.
De geest van de mens stierf en de mens werd gescheiden van God
Vanaf het moment dat de geest in de mens stierf werd de mens gescheiden van God en regeerde het vlees. De mens was niet langer meer geestelijk, maar was vleselijk geworden en zou vanaf dat moment geleid worden door de zintuigen. Wat had plaatsgevonden in de geestelijke wereld werd zichtbaar in de natuurlijke wereld, doordat de ogen van de mens werden geopend en zij zich bewust werden van hun lichaam en hun naaktheid. Omdat zij een bewustzijn hadden ontvangen van goed en kwaad, zagen zij dat hun naaktheid niet goed was en schaamde zich en daardoor hechtten zij vijgebladeren aaneen en maakten daar schorten van, zodat zij niet meer voor het oog naakt, maar bedekt waren.
De mens schaamde zich niet alleen voor zijn naaktheid, maar was ook bevreesd geworden voor God. Want toen God de mens tot Zich riep en vroeg waar hij was, antwoordde de mens dat hij bevreesd was voor God, omdat hij naakt was.
Alhoewel God natuurlijk allang wist dat de mens van de verboden boom had gegeten, vroeg God toch aan de mens, wie de mens had gezegd dat hij naakt was en of de mens soms van de verboden boom had gegeten. De mens nam niet de schuld op zich en gaf niet toe dat hij van de boom had gegeven en vroeg geen vergeving. Nee, het karakter en de natuur van de oude mens komt hier duidelijk naar voren, namelijk de schuld afschuiven op de ander in plaats van verantwoording nemen voor eigen gedrag, nalatigheid en fouten. Adam nam het niet op voor zijn vrouw, maar gaf haar de schuld. Waarop de vrouw weer de schuld afschoof op de slang.
De slang werd vervloekt door God en zou vanaf dat moment op zijn buik voortgaan en stof eten. God zou vijandschap zetten tussen hem (de duivel) en de vrouw en tussen zijn zaad (zondaren) en haar zaad (Jezus) en dit (Jezus) zou hem zijn kop vermorzelen en hij zou het de hiel vermorzelen.
De vrouw werd gestraft en zou vanaf dat moment in smarten kinderen baren. Haar begeerte zou uitgaan naar haar man en hij zou over haar heersen. Dit was dus niet het geval voor de zondeval, toen man en vrouw één waren en alhoewel Adam eerst geformeerd was en vervolgens de vrouw, stonden zij wel gelijk aan elkaar.
De man werd gestraft met de vervloeking van de aarde. Hij zou al zwoegende van de aarde, die doornen en distels zou voortbrengen, leven. Hij zou het gewas van het veld eten en in het zweet van zijn aanschijns brood eten, totdat de mens zou wederkeren tot de aardbodem, omdat hij daaruit genomen was.
Vanaf dat moment noemde de mens Adam zijn vrouw Eva, omdat zij de moeder van alle levenden was geworden.
Vervolgens werden de klederen, die de mens zelf had gemaakt van bladeren weggenomen en God bekleedde man en vrouw met klederen van vellen. Dit was het eerste zondoffer dat door God zelf werd gebracht voor de verzoening van de zonde.
Nadat de zondeval had plaatsgevonden, zei God, dat de mens nu als Hen was geworden en dat zij kennis hadden gekregen van goed en kwaad. De mens was naar het evenbeeld van God gemaakt, naar Zijn gelijkenis en bezat Zijn geest en het eeuwige leven, maar omdat de mens tegen het gebod van God in had gegeten van de vrucht van de verboden boom van goed en kwaad, bezat de mens nu ook kennis van goed en kwaad. Maar alhoewel de mens kennis van goed en kwaad bezat, was de geest van de mens gestorven.
De geestelijke mens mocht van de boom des levens eten, want God had dit niet verboden. Maar omdat op het moment dat de mens zondigde de geest van de mens stierf en de mens vleselijk was geworden, werd de toegang tot de boom des levens ontzegd. Zodat de mens, die vleselijk was geworden en waarin de dood regeerde, niet het eeuwige leven zou krijgen (Genesis 3:1-24)
Het geweten van de mens
De geest van de mens was gestorven, maar het vlees van de mens, waarover de duivel heerste, leefde voort en bezat de kennis van goed en kwaad. De mens wist dus heel goed wat goed was en wat kwaad was en daarom hoefde God geen geboden aan de mens te geven. Het besef van goed en kwaad kunnen wij het geweten noemen en is aanwezig in de ziel van de mens. Elk mens dat wordt geboren op aarde, heeft een geweten en maakt zelf een keuze om goed te doen of kwaad te doen.
Het verschil tussen de wandel in het goede en de wandel in het kwade wordt meteen zichtbaar in de levens van Kaïn en Abel, die voortkwamen uit het zaad van de mens. Kaïn en Abel behoorden tot de generatie van de oude mens (gevallen mens) en leefden naar het vlees. Alhoewel zij naar het vlees leefden, bezaten zij het onderscheid van goed en kwaad.
Kaïn was landbouwer en bracht God een offer van de vruchten der aarde. Abel was schaapherder en offerde aan God van de eerstelingen van zijn schapen en van hun vet. Toen God acht sloeg op het offer van Abel, maar niet op het offer van Kaïn, werd Kaïn boos (toornig) en vertrok zijn gezicht. God zag wat er gebeurde en vroeg aan Kaïn, waarom hij zo boos was en waarom zijn gezicht zo betrok. God zei tegen Kaïn, dat als hij goed zou handelen, hij zijn boosheid en de betrokkenheid van zijn gezicht zou opheffen. Kaïn had namelijk helemaal geen reden om boos te zijn op Abel, aangezien Abel niet verantwoordelijk was voor het offer dat niet geaccepteerd werd door God, maar hijzelf. Hij was zelf verantwoordelijk voor zijn werken. Als hij had geofferd naar de wil van God, dan zou zijn offer ook geaccepteerd zijn, net als bij Abel.
God zei dus tegen Kaïn, dat als hij goed zou handelen, hij zijn boosheid zou opheffen. Maar als Kaïn zijn boosheid, waardoor zijn gelaat zo was betrokken, niet op zou heffen en de vrije hand zou geven en zou toelaten, dan zou de boosheid (het kwade) tot zonde leiden. De zonde lag namelijk als een belager aan de deur, waarvan de begeerte naar hem uitging. Maar God zei tot Kaïn, dat hij over de zonde moest heersen. Hoe kon hij dit doen? Door zijn boosheid op te heffen en niet toe te geven aan zijn boosheid.
Maar Kaïn luisterde niet naar de woorden van God, maar ging zijn eigen weg. Hij nam Abel mee het veld in. En toen zij in het veld waren stond Kaïn tegen Abel op en vermoordde hem.
God wist allang wat Kaïn had gedaan. Maar net als bij de mens Adam, stelde God een vraag en vroeg aan Kaïn, waar zijn broer was. Maar omdat het kwade in Kaïn heerste, loog hij tegen God en antwoordde dat hij dit niet wist. Want was hij zijn broeders hoeder? Maar God vroeg hem weer, waar zijn broeder was en zei vervolgens tegen hem, dat het bloed van zijn broer van de aardbodem tot Hem riep. En God vervloekte Kaïn, omdat hij tegen de woorden van God in had gehandeld en het kwade had gehoorzaamd en daardoor zijn broer had vermoord. Wanneer Kaïn de aardbodem zou bewerken zou de aardbodem hem niet meer de volle opbrengst geven en Kaïn zou een zwerver en een vluchteling op de aarde zijn.
Kaïn antwoordde de Heere en zei: “Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. Zie, Gij verdrijft mij heden uit het land en ik zal voor uw aangezicht verborgen zijn, een zwerver en een vluchteling op de aarde; ieder, die mij aantreft, zal mij doden.”
Maar de Heere antwoordde en zei: “Geenszins; ieder, die Kaïn doodt, zal zevenvoudig boeten.” En de Heere stelde een teken aan Kaïn, dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan. En Kaïn ging weg van het aangezicht van God en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden (Gen 4:1-16).
Toen Adam 130 jaar oud was, verwerkte hij een zoon naar zijn gelijkenis, als zijn beeld en noemde hem Seth, wat plaatsvervanger betekent. Seth was de plaatsvervanger van Abel en uit zijn nageslacht zou de Messias geboren worden. De mens; Adam verwerkte daarna nog meer zonen en dochters en werd uiteindelijk 930 jaar (Gen 5:1-3).
De oude mens is geboren naar de gelijkenis van Adam
Elk mens, dat geboren zou worden uit het zaad van de mens (Adam), zou geboren worden naar de gelijkenis van Adam; naar zijn evenbeeld, bestaande uit ziel en lichaam (vlees). Aangezien de geest van de mens dood was en de mens niet meer geestelijk maar zintuigelijk was geworden, moest God Zichzelf zichtbaar maken in de natuurlijke wereld o.a. door de zintuigen van de mens. Dit lezen wij door het hele Oude Testament en de vier evangeliën heen.
Aangezien de mens werd geleid door zijn zondige natuur, lezen wij continue over de afvalligheid van de mens naar God en het kwaad dat in de mens heerste op de aarde. Als een resultaat daarvan kwam de zondvloed, maar na de zondvloed dook het kwade in de mens weer op en volgde de mens het kwaad in plaats van het goede. Dit kwam omdat de mens gevangen zat in een zondige natuur, waarvan de geest dood was.
Er waren maar enkelen, die zo’n grote liefde voor God hadden, dat zij het goede volgden en het kwade de rug toekeerden. De meesten hielden van het kwaad en gehoorzaamden daarom ook het kwaad en vervulden de lusten en begeerten van zijn vlees.
Toen God Zijn volk verloste uit de macht van Egypte, waren zij zo bevuild met de heidense cultuur, gewoonten en de werken van de Egyptenaren, dat alhoewel zij nog steeds het besef van goed en kwaad bezaten, zij hun denken moesten vernieuwen met de woorden van God, zodat hun denken overeen zou komen met Zijn wil.
Daarom maakte God Zijn wil aan hen bekend, door het geven van Zijn geboden aan Mozes. Alhoewel de zonde (het kwaad) al bestond voor de wet van Mozes, werd de zonde door de wet van Mozes geopenbaard aan de vleselijke mens, die ongeestelijk was (Romeinen 3:20).
God gaf, net zoals Hij had gedaan bij Adam en bij Kaïn, Zijn geboden en het was aan de vleselijke mens, die tot Zijn volk behoorden of hij God lief had met heel zijn hart, ziel, verstand en kracht en daardoor de geboden van God gehoorzaamden of niet. God had een vrije wil aan de mens gegeven, waardoor een ieder zelf de keuze kon maken om de woorden van God te gehoorzamen en het goede te doen of de woorden van God niet te gehoorzamen en het kwade (de zonde) te doen.
De komst van de Messias
De belofte, die God aan de mens had gegeven kwam niet meteen, maar de belofte kwam wel. Namelijk de komst van Jezus Christus de Messias. Jezus zou de mens verlossen van de heerschappij van de duivel en verlossen van de zondige natuur van het vlees. Jezus kwam om de mens te verzoenen met God, zodat de mens weer geestelijk met God verbonden zou worden en de mens zou communiceren en wandelen met God, zoals voor de zondeval.
Jezus was een Man, die wandelde in autoriteit en sprak met gezag. Jezus was géén zoetsappig Man, die met alle winden meewaaide en alles maar goed vond en tolereerde. Nee, Hij accepteerde niet de werken van de duivel en stond de werken van de duivel niet toe, maar Hij ontmaskerde de werken van de duivel.
Jezus openbaarde en getuigde van de zonde, waarin de mens wandelde. Hij maakte de natuur van de duivel, die aanwezig is in de (oude) mens en zijn kwade werken bekend, door de mens daarop aan te spreken.
Jezus nam geen blad voor de mond, want Hij was een verkondiger van de waarheid en het leven en niet van de leugen en de dood, zoals de duivel en zijn zonen. Jezus noemde sommigen zonen van de duivel, huichelaars, adderengebroed, slangen, witte graven, gepleisterde graven, blinde wegwijzers, satan en vos (o.a. Mat 15:7-9, Mat 15:14, Mat 23:24-33, Lu 11:37-54, Lu 12:56, Lu 13:32) Jezus gebood de mens om niet meer te zondigen. Vervolgens was het aan de mens, wat de mens met de woorden van Jezus, die afkomstig waren van God, deed.
De verlossing en het herstel van de gevallen mens
Jezus werd als een Lam ter slachting geleid. Door de zonden en ongerechtigheden van de gevallen mens werd Jezus doorboord en verbrijzeld. Jezus werd gegeseld op de geselplaats en vervolgens gekruisigd om onze ongehoorzaamheid aan God en onze overtredingen. Jezus heeft al de zonden en ongerechtigheden van de wereld en de straf, die op de zonde staat, namelijk de dood, op Zich genomen. Daardoor kwam Hij legaal in het dodenrijk terecht en heeft vervolgens de dood overwonnen, door de opstanding uit de dood (o.a. Jesaja 53)
Jezus was de Eersteling van de nieuwe schepping; de nieuwe mens, die naar het evenbeeld van God is geschapen. Jezus verwoeste de werken van de duivel en herstelde wat de duivel had verwoest.
Nadat Jezus was opgevaren naar de hemel en Zijn eigen bloed presenteerde aan God en plaatsnam op de stoel van genade, kon de volgende belofte van God en van Jezus komen, namelijk de komst van de Heilige Geest.
50 Dagen na Pascha, toen de discipelen van Jezus in de bovenzaal in Jeruzalem, eendrachtig bijeen waren volhardend in gebed, kwam de belofte van God en ontvingen zij allemaal de doop met de Heilige Geest.
Door de kracht van de Heilige Geest stond hun geest, die dood was, op uit de dood en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, die vanaf dat moment in hen was gekomen.
De zonen God’s waren geboren en het eerste werk van de geest was de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus, Zijn verlossingswerk en het herstel van de gevallen mens.
Bevrijding van de zondige natuur
Het bloed van dieren kon alleen tijdelijk verzoening brengen voor de zonde van de gevallen mens, maar het bloed van dieren kon de mens niet verlossen van de zondige natuur van de mens. Maar wat het offer van dieren niet in staat was om te doen, kon het offer van Jezus en Zijn bloed wel. Want het offer van Jezus en Zijn bloed heeft niet alleen afgerekend met de zonde van de oude mens, maar afgerekend met de zondige natuur van de gevallen mens en de mens verlost van de zondige natuur, die de zonde en ongerechtigheden voortbrengt.
De nieuwe mens is bestemd tot gelijkvormigheid aan Jezus
Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen (Romeinen 8:29)
Jezus was het evenbeeld van de onzichtbare God (2 Korintiërs 4:4, Kolossenzen 1:15). Jezus zei: dat wie Hem had gezien, de Vader gezien (Johannes 14:9). Een ieder, die in Hem gelooft en in Hem wedergeboren wordt in de geest, wat inhoudt het afleggen van het vlees oftewel het sterven van het vlees (symbolisch door de waterdoop) en de opstanding van de geest uit de dood, door de doop met de Heilige Geest, is een nieuwe schepping; een nieuwe mens geworden. De geest van de mens, die gestorven was door de zonde en onder de heerschappij van de dood was, is door de kracht van de Heilige Geest uit de dood opgewekt en levend geworden.
Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe (mens) aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Scheppper, waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus (Kolossenzen 3:10-11)
De nieuwe mens bestaat uit een levende geest, ziel en lichaam, die geschapen is naar het evenbeeld van God.
De nieuwe mens is niet meer ongeestelijk, maar is geestelijk geworden en zal naar de geest wandelen en geleid worden door het Woord en de Heilige Geest. De nieuwe mens zal de werken van de oude mens afleggen en de werken van de nieuwe mens aandoen.
Omdat het denken nog overeenkomt met het denken van de wereld, zal de nieuwe mens zijn denken vernieuwen met het Woord van God, zodat het denken van de nieuwe mens in lijn komt te staan met de geest en de wil van God (Lees ook: Waarom is het vernieuwen van jouw denken noodzakelijk?).
De nieuwe mens zal niet alleen zijn denken vernieuwen met de woorden van God, maar ook de woorden van God gehoorzamen en doen.
Want hierdoor zijn de zonen van God zichtbaar, doordat zij continue wandelen naar de geest in gehoorzaamheid aan het Woord en de Heilige Geest en niet meer naar het vlees in gehoorzaamheid aan de wereld. Hun geest is niet meer dood en daardoor zijn zij niet meer verduisterd in hun denken en wandelen niet meer naar de wil van de duivel en de lusten en begeerten van hun vlees. Zij handelen niet meer naar de wil van hun vlees en hun gedachten, zoals de gevallen mens wandelt (Efe 2:3)
Maar een ieder, die uit Hem geboren is, zal naar Zijn woorden luisteren en Zijn woorden gehoorzamen. De nieuwe mens zal net als Jezus de waarheid verkondigen en de werken van de duisternis aan het licht brengen en vernietigen. In plaats van met sluwheid met de woorden van God omgaan en de woorden van God vervalsen (2 Korintiërs 4:2).
De zonen van God zullen zichtbaar worden door de vrucht, die zij dragen, namelijk de vrucht van de Geest.
Jezus herkende aan de mensen of zij God liefhadden boven al en Hem toebehoorden of dat zij zichzelf liefhadden en hun vlees, door de werken die zij deden en de vrucht die zij droegen. De nieuwe mens, die wandelt naar de geest zal, net als Jezus, de zonen van God van de zonen van de duivel onderscheiden, door de vrucht die zij dragen.
Wie behoort de mens toe: God of de duivel?
Alhoewel de mens van oorsprong is gemaakt naar het evenbeeld van God, bewijst het leven van de mens, wie de mens toebehoort: God of de duivel. Zolang de geest van de mens dood is, zal de mens zintuigelijk wandelen naar het vlees en aangestuurd worden door de god en overste van deze wereld; de duivel. De mens zal leven in het koninkrijk der duisternis onder heerschappij van de dood. De mens is dood voor God, maar levend voor de wereld en zal daardoor ook gehoord, geaccepteerd en aardig gevonden worden door de wereld en geliefd zijn (1 Johannes 3:1).
Maar de wereld haat de zonen van God, omdat de Geest van God in hen woont en Hij de wereld overtuigt van zonde. En de gevallen mens wil helemaal niet overtuigd worden van zonde en luisteren naar de woorden van God, die oproepen tot bekering. Maar de mens houdt van het vlees en luistert naar de wil van zijn vlees en wil de lusten en begeerten van het vlees bevredigen, zonder zich daarover schuldig te hoeven voelen.
Veel werken van de duivel worden door Christenen goedgekeurd, inclusief de natuur van de gevallen mens, die het kwaad in zich draagt en de zonde voortbrengt.
Alles wordt goedgekeurd en vele werken van de duivel worden getolereerd en gerechtvaardigd onder het mom van de liefde en genade van God en…… dat de mens is gemaakt naar het evenbeeld van God.
Volgens de wereld is elk mens met een bepaald karakter of geaardheid geboren. De mens kan er niets aan doen, dat hij/zij zo geboren is en daarom mag een mens zo leven als hij/zij zelf wil.
Omdat het meerendeel van de gemeente van Christus ongeestelijk is en wereldgelijkvormig is geworden zijn velen Christenen afgeweken van de waarheid van God’s Woord en geloven de woorden van de wereld boven de woorden van God en daarom hebben zij deze stelling overgenomen. Zij zeggen niet alleen, dat de mens zo is geboren, maar voegen daar ook nog vroom aan toe, dat God de persoon zo heeft geschapen. En aangezien de mens is geschapen naar het evenbeeld van God, is het God’s wil dat de mens zo is en daarom hoeft de mens niet veranderen, maar mag de mens zijn en blijven zoals hij/zij is. Maar dit is weer een gedeeltelijke waarheid van de duivel en dus een leugen.
De mens is inderdaad geschapen naar het evenbeeld van God. Maar door de zonde en het kwaad dat aanwezig is in het zaad van de mens, wordt elk mens als zondaar met een zondige natuur geboren. De zonde is aanwezig in elk vlees.
Daarom moest Jezus komen om af te rekenen met het zonde probleem van de gevallen mens.
Jezus vernietigde de werken van de duivel
Jezus kwam niet om de werken van de duivel te rechtvaardigen, maar om de werken van de duivel te vernietigen. Hij kwam om de mens te verlossen van het zondige vlees en de geest van de mens te verlossen van de dood en te verzoenen met God, door de opstanding van de geest uit de dood.
Een ieder, die zegt bekeert en wedergeboren te zijn, maar de werken van de duivel blijft rechtvaardigen en accepteren en zelfs blijft doen, kent God niet en behoort Hem niet toe, maar behoort nog steeds de duivel toe en heeft de duivel als vader. Zo lang de mens nog blijft volharden in zonde, is de mens niet vrijgemaakt van het zondige vlees en is de geest van de mens nog niet uit de dood opgestaan, maar is de mens nog steeds slaaf van zijn vlees en leeft nog steeds onder heerschappij van de dood. Dit zijn niet mijn woorden, maar dit zijn de woorden van God. Want er staat geschreven:
Als gij weet, dat Hij rechtvaardig is, erkent dan ook, dat een ieder, die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is. Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij zonen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij zonen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. Ieder die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij de zonden zou wegnemen, en in Hem is geen zonde.
Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder, die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend.
Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is; wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken van de duivel verbreken zou.
Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad (Gods) blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen God en de kinderen van de duivel kenbaar: een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft (1 Johannes 2:29-3:10)
De liefde van God en jouw broeder liefhebben, houdt niet in het toleren en rechtvaardigen van zonde, want zonde leidt tot de dood (Rom 6:16). Als jij jouw broeder werkelijk liefhebt wil je niet dat jouw broeder iets ergs overkomt en zeker niet wordt geworpen in de eeuwige poel des vuur.
De oude mens heeft een god geschapen naar zijn evenbeeld
De meeste Christenen veranderen niet meer naar het evenbeeld van God en doen Jezus Christus niet meer aan, maar hebben een god geschapen naar hun evenbeeld. Zij hebben zelf een god gecreëerd in hun denken, die alles goed vindt, alles tolereert en elke zonde rechtvaardigt.
Maar als God inderdaad de zonde niet erg had gevonden, zoals zovelen vandaag de dag geloven en verkondigen, dan had Hij Zijn Zoon Jezus ook niet naar de aarde hoeven sturen en had Jezus niet hoeven sterven aan het kruis. Maar de waarheid is, dat God de zonde helemaal niet goed vindt. Hij zal nooit de gruwelen, die de generatie van de oude mens bedrijven en die tegen Zijn wil ingaan, accepteren en rechtvaardigen.
God is duidelijk in Zijn Woord en haat de zonde en kan géén gemeenschap hebben met de zonde. Maar het probleem is, dat de meeste Christenen geen tijd meer in het Woord spenderen en daarom Zijn Woord en Zijn wil niet kennen.
De liefde van God is een rechtvaardige liefde en is niet zichtbaar geworden door de acceptatie en het rechtvaardigen van zonde, maar door het sturen van Zijn Zoon Jesus Christus naar de aarde, om af te rekenen met de zonde.
Gods liefde voor de mens is zo groot, dat Hij een uitweg heeft gegeven voor de gevallen mens om verlost te worden van zijn zondige vlees, die de vrucht van de zonde voortbrengt en leidt tot de eeuwige dood.
Elk mens, die wordt geboren op deze aarde wordt geboren als zondaar, waarvan de geest dood is. Er is niemand uitgezonderd! Alhoewel de mens als zondaar wordt geboren hoeft de mens geen zondaar te blijven. Want elk mens heeft de mogelijkheid om in Jezus Christus wedergeboren te worden en te leven naar de geest in gehoorzaamheid aan het Woord en de Heilige Geest en door het heiligingsproces op te groeien naar het evenbeeld van God en te worden en te wandelen als Jezus. Maar de keuze ligt bij de mens.
‘Wees het zout der aarde’