Wat betekent Spreuken 10:9, Wie in oprechtheid wandelt gaat veilig, maar wie zijn wegen verdraait wordt doorzien?
Wie in oprechtheid wandelt gaat veilig
Wie in oprechtheid wandelt, gaat veilig, maar wie zijn wegen verdraait wordt doorzien (Spreuken 10:9)
Wanneer een persoon oprecht en integer wandelt, zal de persoon niets te verbergen hebben. De persoon zal niet in de duisternis, maar in het licht wandelen. Hierdoor hoeft er niets vanuit het duister aan het licht gebracht te worden, want alles is al in het licht. De persoon wandelt in de waarheid en wandelt daarom veilig en heeft niets te vrezen.
Want de Heere God is een Zon en een Schild, de Heere geeft genade en ere; het goede onthoudt Hij niet aan en die onberispelijk wandelen (Psalm 84:12)
De vrucht van de gerechtigheid zal vrede zijn, de uitwerking van de gerechtigheid rust en veiligheid tot in eeuwigheid (Jesaja 32:17)
Hij, die in gerechtigheid wandelt en oprecht spreekt, die gewin, door afpersing verkregen, versmaadt; die zijn handen weerhoudt om een geschenk aan te nemen, zijn oor toestopt om niet naar een moordplan te horen en zijn ogen toesluit om het slechte niet aan te zien. Die zal op hoogten wonen; rotsvestingen zullen zijn burcht wezen; zijn brood is gewis, zijn water verzekerd (Jesaja 33:15-16)
De Heere is een Zon (Bron van licht) en een Beschermer, voor degene, die Hem toebehoort en integer is en in Zijn waarheid wandelt.
De persoon zal in het licht wandelen en in Gods bescherming leven. De persoon zal op hoogten leven, want de persoon zal is gezeten in Jezus Christus in de in de hemelse gewesten (Lees ook: Als je Christus opgewekt bent zul je de dingen zoeken die boven zijn).
Zolang de persoon blijft leven in Jezus Christus, in het Woord, heeft de persoon niets te vrezen, omdat de persoon beschermd is.
De grote Dag des Heeren; de Dag van het oordeel zal voor de persoon niet als een verrassing komen. En wanneer deze dag komt, dat de Heere, het Woord, een ieder naar zijn werken zal oordelen, zal de persoon, die in oprechtheid heeft gewandeld, niets te vrezen hebben (o.a. Openbaring 20:13).
Wie zijn wegen verdraait wordt doorzien
Maar diegene, die niet in oprechtheid en integer wandelt, maar zijn wegen verdraait, zal wandelen in duisternis. Zijn werken zullen kwaad zijn en zullen vaak voor het menselijk oog verborgen zijn. Maar niet voor Gods oog, want Gods oog ziet alles.
Alles wat in het duister gebeurd, zal vroeg of laat aan het licht komen. Ook de werken van deze persoon en wanneer dit gebeurt, zal de persoon zijn straf ontvangen.
Zolang een persoon leeft op deze aarde, heeft de persoon altijd de mogelijkheid om zich te bekeren van zijn wandel en in oprechtheid te gaan wandelen. Maar wanneer de persoon zich niet bekeert, tijdens het leven op deze aarde en komt te overlijden, dan is het te laat.
De Dag van het Oordeel
Elk persoon, zowel de gelovige als de ongelovige, zal op de Dag des Heeren; de Dag van het Oordeel, rekenschap moeten afleggen van hun werken en wat zij met hun leven hebben gedaan. Er is niemand, die ontkomt aan dit rechtvaardige oordeel.
Ieder mens zal geoordeeld worden door het Woord tot het eeuwige leven of tot de eeuwige dood.
Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap. Verdrukking en benauwdheid (zal komen) over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de jood en ook de Griek; maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God (Romeinen 2:5-11)
Daarom is het belangrijk, om Jezus aan te nemen als jouw Verlosser en Hem Heer te maken over jouw leven, nu het nog kan. Zodat jij in oprechtheid zal wandelen op het pad van de gerechtigheid, dat tot het eeuwige leven zal leiden.
‘Wees het zout der aarde’