Met de wedergeboorte ontvangt de nieuwe schepping een talent van God. De vraag is, wat de nieuwe scheppingen hiermee doen. Want niet iedereen, die een nieuwe schepping is geworden, gebruikt het talent van God. Veel Christenen wandelen in dit leven met een verborgen talent, dat begraven ligt in de grond. Maar wat zei Jezus in de gelijkenis van de talenten over het verborgen talent en over de beloning en eindstemming van degenen, die niets met het talent van God hebben gedaan?.
Wat zegt de Bijbel over de gelijkenis van de talenten?
In Mattheüs 25:14-30 lezen wij over de gelijkenis van de talenten. Jezus maakte in deze gelijkenis van de talenten het Koninkrijk der Hemelen bekend aan de (natuurlijke) mensen, die ongeestelijk waren.
In deze gelijkenis gaat het om één ding, namelijk, wat deden de dienstknechten van de heer met de talenten, die zij van hun heer hadden ontvangen?
In de gelijkenis van de talenten, maakte een man zich klaar om naar het buitenland te vertrekken. Voordat hij aan zijn reis begon, riep hij zijn dienstknechten en gaf aan hen zijn bezittingen.
De man gaf ieder naar zijn vermogen (bekwaamheid). De eerste dienstknecht gaf hij vijf talenten, de tweede twee en de derde één.
Wat deden de dienstknechten met hun talenten?
De eerste dienstknecht ging weg met de vijf talenten, handelde daarmee en verdiende vijf andere talenten erbij.
Ook de tweede dienstknecht vertrok met de twee talenten en handelde en verdiende twee andere talenten erbij.
Maar de derde dienstknecht deed niets met het ene talent, dat hij van zijn heer had ontvangen. In plaats dat hij net als de twee andere dienstknechten handelde met het talent, groef hij een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer.
De afrekening van de heer met zijn dienstknechten
Na een lange tijd, kwam de heer van de dienstknechten terug en hield afrekening met hen.
De eerste dienstknecht, ging naar zijn heer en bracht hem, naast de vijf talenten, die hij van hem had ontvangen, vijf andere talenten. De heer was blij met zijn goede en trouwe dienstknecht. Over weinig was hij trouw geweest en daarom zou hij hem over veel aanstellen. De dienstknecht mocht ingaan in de vreugde van zijn heer.
Toen ging de tweede dienstknecht naar zijn heer en bracht hem naast de twee talenten, de twee andere talenten. Ook met deze goede en getrouwe dienstknecht was de heer blij. Over weinig was hij getrouw geweest en daarom zou hem over veel zetten. Ook hij mocht ingaan in de vreugde van zijn heer.
Maar toen kwam de laatste dienstknecht, die één talent had ontvangen. Deze dienstknecht dacht zijn heer te kennen, waardoor hij bevreesd was en het talent, dat hij van zijn heer had ontvangen, verborgen had in de grond.
De dienaar, die het talent in de grond had verborgen, dacht zijn heer te kennen
De dienstknecht zei tot zijn heer, dat hij wist dat hij een strenge man was, omdat hij maaide, waar hij niet gezaaid had en inzamelde van de plaats waar hij niet gestrooid had. Door deze kennis ging hij bevreesd weg en verborg het talent van de heer in de grond. En nu gaf de dienstknecht dat talent van zijn heer, dat hij had verborgen in de grond, aan hem terug.
Maar de heer reageerde niet zoals de dienstknecht, die hem zo goed kende, verwacht had.
In plaats dat zijn heer blij was en vond dat hij goed had gehandeld, maakte zijn heer hem uit voor een boze en luie dienstknecht.
Als hij werkelijk zijn heer had gekend en al die dingen van hem wist, waarom had hij dan niet het talent aan de bankiers (de wisselaars) gegeven en het talent met rente teruggegeven aan zijn heer?
De heer gebood om het ene talent dat hij had van hem weg te nemen en te geven aan de dienstknecht met de tien talenten.
De heer zei, Aan een ieder, die heeft zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben, maar van ieder, die niet heeft, van hem zal genomen worden, ook wat hij heeft.
De twee goede en trouwe dienstknechten mochten ingaan in de vreugde van hun heer. Maar de boze en luie dienstknecht, die voor zijn heer onnuttig was, mocht niet ingaan. Hij werd geworpen in de buitenste duisternis, waar gejammer en tandengeknars zal zijn.
Jezus heeft Zijn bezit aan Zijn Gemeente toevertrouwd
Jezus heeft Zijn bezit aan Zijn Gemeente; Zijn discipelen (Zijn dienstknechten, slaven) gegeven. Een ieder, die in Christus een nieuwe schepping is geworden, heeft de Heilige Geest ontvangen van God en de gaven van de Geest naar ieders vermogen. Maar wat doet Zijn Gemeente hiermee?
Jezus zal, net als in de gelijkenis van de talenten, bij Zijn terugkomst aan Zijn dienstknechten verantwoording vragen, wat zij met Zijn bezit hebben gedaan.
Zonder mensen en middelen kan de opdracht niet uitgevoerd worden
Bij een opdracht zijn mensen en middelen noodzakelijk om de opdracht te kunnen uitvoeren. Een projectontwikkelaar kan nog zoveel goede ideeën hebben en met ontwerpen aankomen, maar als de mensen en de middelen ontbreken, dan zijn deze waardeloos.
Zo is het ook in het Koninkrijk van God. God kan alles! Maar God heeft de mens aangesteld op aarde en aangewezen om (samen met Hem) te regeren op aarde.
Bij Adam ging het al snel mis. Door zijn ongehoorzaamheid aan God verloor hij de heerschappij aan de duivel en kwam de mens onder heerschappij van de duivel en de dood te leven. Maar God gaf Zijn Zoon Jezus Christus om wat verbroken was te herstellen (genezen) en wat de mens verloren had terug te geven.
Jezus heeft de positie van de mens hersteld en verzoend met God en de heerschappij teruggegeven aan al diegenen, die door het geloof en de wedergeboorte in Hem een nieuwe schepping zijn geworden (Romeinen 5).
Nadat Jezus Zijn werk op aarde had volbracht en voordat Hij opsteeg naar de hemel en plaatsnam aan de rechterhand van de Vader, op de troon van genade van Zijn Koninkrijk, heeft Jezus een opdracht aan Zijn dienstknechten gegeven om Zijn getuigen op aarde te zijn (o.a. Mattheüs 28:18-20, Marcus 16:15-20, Lucas 24:46-49, Johannes 20:21-23, Kolossenzen 3:1, Hebreeën 12:2).
Deze opdracht was niet alleen bedoeld voor Zijn discipelen van toen, maar ook voor de discipelen van nu. Het geldt voor alle gelovigen, die in Jezus Christus geloven en gerechtvaardigd zijn in Hem en een bewuste keuze hebben gemaakt om hun Heere en Meester te volgen.
God heeft de mens niet alleen redding en rechtvaardiging geschonken, maar ook Zijn Heilige Geest
Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen (Efeziërs 2:8-10)
Maar de discipelen konden niet eerder uitgaan en de opdracht van de Heere Jezus vervullen, voordat zij met de kracht van God waren bekleed.
Nadat zij de Heilige Geest van de Vader hadden ontvangen, gingen zij uit in vrijmoedigheid en vervulden de grote opdracht, die Jezus aan hen had gegeven.
Alhoewel de opdracht voor hen gelijk was, hadden zij een verschillende functie en plaats in het Lichaam. Maar samen vormden zij het Lichaam van Christus op aarde.
Samen waren zij door het bloed van Jezus en de Geest verbonden met elkaar en vervulden zij de opdracht van hun Heere in de kracht en met behulp van de Heilige Geest, die zij van God hadden ontvangen en in hen woonde (o.a. Romeinen 12, 1 Korintiërs 12, Efeziërs 3:7; 4:1-16, 1 Petrus 4:10-11).
Niemand van hen verborg het talent, dat zij van de Vader hadden ontvangen.
Zij waren allemaal getuigen van Jezus en gingen allemaal in de kracht van de Heilige Geest uit om Jezus Christus, de Zoon van God en Zijn werk aan het kruis en de opstanding uit de dood, te verkondigen.
De weerstand van de mensen, de kritiek, de valse beschuldigingen, de bedreigingen, de mensen die hen verlieten, de benarde situaties, de vervolging door hun land en geloofsgenoten en de heidenen, de gevangenschappen, de martelingen, de executies van de heiligen, weerhielden hen niet om te blijven getuigen van Jezus de Christus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is.
De liefde voor Christus dreef Zijn dienaren om Zijn getuigen op aarde te zijn en te volharden
Hun liefde voor Christus was zo groot en sterk, dat het alles weerstond en zij alles ondergingen, zonder te jammeren en te klagen, zonder concessies te doen en zonder Jezus te verloochenen.
De liefde voor God was hun drijfveer. Wat hun tegenstanders ook zeiden en deden, en in welke situatie zij ook terechtkwamen, niets kon hen scheiden van de liefde van Christus.
En omdat zij zo vrijmoedig waren en niets in het natuurlijke en niemand hen kon weerhouden om Jezus Christus en Zijn verlossingswerk te verkondigen, werden velen zielen gered, genezen en verzoend met God.
Zij gaven zich volledig en gingen uit met het talent, dat God hen had gegeven.
Niemand van hen was bevreesd. Niemand verborg het talent in de grond en wachtte geduldig af, totdat de Heere terug zou komen.
Nee, de ware discipelen van Jezus waren vrijmoedige, trouwe en ijverige dienstknechten, die de wil van hun Heere deden en uitgingen om winst te maken voor hun Heere.
Hoeveel Christenen hebben het ontvangen talent van God verborgen?
Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn. Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaar, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood (Openbaring 21:6-8)
Niet alle Christenen zijn ijverige en trouwe dienstknechten, die de wil van hun Heere doen. Bij veel Christenen ligt het talent verborgen in de grond en wordt er niets mee gedaan.
Velen houden hun mond en doen niets met het talent, dat zij van God hebben ontvangen, uit vrees voor God, uit vrees voor mensen en/of uit vrees voor de duivel.
Alhoewel zij geloven in God en trouw de kerk bezoeken, leven zij hun eigen leven en zijn gericht op de dingen van de wereld. En zo doen zij niets, maar wachten passief af, totdat Jezus terugkomt.
Zij verwachten dan hun beloning te ontvangen, maar waarvoor en waarmee zullen zij beloond worden? Wat hebben zij gedaan voor hun Heere met het talent, dat zij van Hem hebben ontvangen?
‘Wees het zout der aarde’