Wat betekent Spreuken 10:15, De bezetting van de rijke is zijn sterke stad, het onheil van de behoeftigen is hun armoede? Wat is er mis met rijkdom en wat is er mis met armoede volgens de Bijbel?
De bezetting van de rijke is zijn sterke stad
De bezetting van de rijke is zijn sterke stad (Spreuken 10:15)
Een rijk persoon zal zijn vertrouwen stellen op aardse schatten en rijkdom. Daarom zal zijn bezitting zijn sterke stad zijn. Het zal het middelpunt en de focus van zijn leven zijn en hij zal proberen om zoveel mogelijk bezittingen te verwerven op deze aarde.
In zijn ogen zullen zijn bezittingen hem tot op zekere hoogte bescherming, veiligheid, onafhankelijkheid en een stuk zekerheid bieden in zijn leven. Maar deze zekerheid is niets anders dan een valse schijn.
Want wat gebeurt er als zijn leven ophoudt op aarde? Wat gebeurt er met zijn rijkdom en al zijn bezittingen?
De rijke zal niets van dit alles kunnen meenemen naar het hiernamaals.
Zijn rijkdom kan geen redding, geen gerechtigheid, geen heiligheid, nog het eeuwige leven kopen.
Zijn rijkdom en bezittingen, waar hij al zijn vertrouwen op had gesteld, zal achterblijven op aarde en zal gegeven worden aan zijn nakomelingen (Psalm 49:11,18).
Stel niet jouw hoop en vertrouwen op rijkdom en aardse bezittingen
God wil niet, dat jij jouw hoop en vertrouwen stelt op aardse schatten en aardse rijkdom. Rijkdom kan ervoor zorgen dat je hooghartig wordt en gaat wandelen in hoogmoed en dat is niet naar Gods wil.
Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen (1 Timotheüs 6:17-19)
Diegenen, die rijk zijn op aarde, moeten niet hooghartig zijn en oppassen voor geldzucht. Zij moeten oppassen, dat zij geen liefde voor geld ontwikkelen in hun leven. En dat zij hun hoop en vertrouwen stellen op hun (onzekere) rijkdom en bezittingen, in plaats van op de levende God (Lees ook: Als geld jouw god wordt)
Zij behoren wel te doen met datgene wat hen is toevertrouwd. Zij zullen goede rentmeesters zijn en vrijwillig aan de Heere geven, omkijken naar de armen en niet egoïstisch en hebzuchtig zijn.
Het onheil van de behoeftige is zijn armoede
Het onheil van de behoeftigen is hun armoede (Spreuken 10:15)
Een arm persoon daarentegen, die in armoede leeft, zal altijd in zorgen leven en gedreven worden door gebrek. De persoon zal klagen en altijd hulp van anderen nodig hebben. De persoon zal een geest van hebzucht en afgunst naar anderen ontwikkelen.
Een behoeftige bezit geen aardse rijkdommen en schatten, die hem bescherming, veiligheid, onafhankelijkheid of een stukje zekerheid kan bieden in zijn leven. Hierdoor kan de persoon een geest van zelfmedelijden, jaloezie, afgunst, hebzucht en haat ontwikkelen, wat erg gevaarlijk voor zijn heil (zijn redding) kan zijn.
Doordat de persoon altijd behoeftig zal zijn en gebrek zal leiden, zal de armoede in zijn leven leiden tot onheil, zoals staat geschreven in Spreuken 10:15.
Armoede leidt tot onheil
Het is niet Gods wil, dat een persoon in armoede leeft en gebrek leidt. Wanneer Christenen zeggen, dat het wel goed is om in armoede te leven, is dit een leugen van de duivel. Want armoede leidt tot geklaag, afgunst, jaloezie, hebzucht, kritiek en haat naar andere mensen toe, die niet in armoede leven. Dit zijn allemaal werken van het vlees, waarmee je God niet zult behagen.
Wanneer iemand arm is, zal hij ook niet willen geven. Dit komt, omdat hij dat beetje wat hij ontvangt, voor zichzelf wil houden. Daarnaast kan armoede leiden tot diefstal (criminaliteit), wat ook niet naar Gods wil is.
Zoek eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid
Één van de vele namen van God is Jehovah Jireh, wat betekent dat God jouw Voorziener is. Aangezien God geen leugenaar is, zal Hij dus voorzien in al jouw behoeften.
Jezus zegt, dat wanneer je God dient en Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid zoekt, dat je niet bezorgd hoeft te zijn, maar dat de Heere altijd in jouw dagelijkse levensbehoeften (onderdak, voedsel, kleding etc.) zal voorzien (Mattheüs 6:25-33).
God voorzag in het leven van Jezus. Jezus had nooit gebrek. Hij had altijd genoeg om in Zijn levensbehoeften te voorzien. Dit lezen wij o.a. in het volgende gedeelte:
En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem, en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten: Maria, met de bijnaam: van Magdala, van wie zeven boze geesten waren, en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele andere, die hen dienden met hetgeen zij bezaten (Lucas 8:1-3)
Toen Jezus Zijn discipelen uitzond en hen gebood om niets qua voorzieningen mee te nemen, hadden zij ook geen gebrek. God voorzag ook in al hun behoeften (Lucas 22:35).
Laat de Heere jouw sterke stad zijn
Er wordt weleens gezegd dat Jezus arm was, omdat er staat geschreven, dat wij door Zijn armoede rijk zijn geworden. Maar dit heeft een hele andere betekenis en heeft niets met geld of aardse voorzieningen te maken.
Jezus werd arm, omdat Hij gescheiden werd van Zijn Vader door de zonden en ongerechtigheden die Hij op Zich nam. Hij werd geestelijk arm, zodat wij geestelijk rijk gemaakt zouden worden in Hem (Lees ook: rijk door Zijn armoede).
De Heere zal altijd voorzien, zolang Hij maar het Middelpunt van jouw leven blijft en jij Hem gehoorzaamt en dient en jouw vertrouwen op Hem stelt in plaats van op geld, rijkdom, voorzieningen, mensen, etc. De Heere moet jouw sterke stad zijn, waarop jij jouw vertrouwen stelt.
‘Wees het zout der aarde’