In 1 Timotheüs 5:20, schreef Paulus over een oudste die zondigde. Paulus instrueerde Timotheüs om een beschuldiging tegen een oudste niet zomaar aan te nemen. Timotheüs mocht alleen een beschuldiging tegen een oudste aannemen, wanneer deze door 2 of 3 getuigen was bevestigd. Wanneer dit laatste het geval was, moest Timotheüs de oudste, die in zonde leefde, voor het oog van de hele gemeente terechtwijzen en bestraffen. Waarom moest Timotheüs de oudste die in zonde leefde terechtwijzen en bestraffen? Wat was het geestelijk doel hiervan?
Wat gebeurt er in onze tijd met een oudste, die zondigt?
Gij moet geen klacht tegen een oudste aannemen, tenzij er twee of drie getuigen zijn. Wie in zonde leven, moet gij in aller tegenwoordigheid bestraffen, opdat ook de overigen ontzag hebben (1 Timotheüs 5:19-20)
In onze tijd zouden veel Christenen denken of zeggen: “Wat hard, wat gemeen”, “Wat zielig, die arme man en wat wettisch” of “Dat hoeft toch helemaal niet? Hij heeft het al moeilijk genoeg. We moeten toch in de liefde wandelen en dit betuigt niet van liefde.”
Veel Christenen zeggen dit, omdat zij niet meer naar de Geest, maar naar het vlees leven. In plaats dat zij zich laten leiden door het Woord van God en de Heilige Geest, laten zij zich leiden door hun mening, gevoelens en emoties. Maar dit is heel gevaarlijk.
Want veel Christenen passen hierdoor de geboden, die Jezus Zelf of via Zijn dienstknechten aan Zijn gemeente gegeven heeft, aan, en sluiten hun ogen en oren voor de waarheid. Vandaar dat in onze huidige maatschappij er maar weinig gemeenten zijn, die een oudste, die gezondigd heeft en wandelt in zonde, ten overstaande van de hele gemeente terechtwijzen en bestraffen.
Ik zal in dit artikel, wanneer ik over de oudste schrijf in de ‘hij’ vorm schrijven, zodat het makkelijker leest. Maar dit geldt natuurlijk ook voor vrouwen, die aangesteld zijn als oudste in een gemeente.
Wat zegt de Bijbel over de eigenschappen van een oudste?
Een oudste is opgedragen aan de Heere en een ambassadeur oftewel een vertegenwoordiger van het Koninkrijk van God. Een oudste moet onberispelijk zijn, één vrouw hebben, gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods.
Een oudste behoort niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst uit te zijn. Maar een oudste behoort gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd, rechtvaardig, vroom en ingetogen te zijn.
Een oudste behoort zich te houden aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen.
Hij behoort de kudde van God te hoeden, niet gedwongen, maar uit vrije beweging naar de wil van God.
Een oudste behoort de kudde van God niet uit schandelijke winzucht te hoeden, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen hem ten deel gevallen is, maar als een voorbeeld van de kudde (Handelingen 14:23, Titus 1:6-9 en 1 Petrus 5:1-3)
Een oudste behoort tot – en vertegenwoordigt het Koninkrijk van God
Elke wedergeboren gelovige is een ingezetene van het Koninkrijk van God. Als Christen en dus zeker als oudste, heb jij je aan de regels van het Koninkrijk van God te houden. Als jij zegt een gelovige en volger van Jezus Christus te zijn, dan ben je een vertegenwoordiger van Jezus Christus en Zijn koninkrijk.
Jij bent géén vertegenwoordiger meer van het koninkrijk van de duisternis. Dit betekent, dat je niet meer leeft naar wat de duivel, de wereld en jouw vlees (ziel en lichaam) zeggen en jou opdragen om te doen. Maar jij gehoorzaamt Jezus Christus; het Woord.
Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd (Galaten 5:24)
Een oudste, die zondigt, heeft de duivel tot vader
Wanneer een oudste zondigt, betekent dit, dat hij leeft naar het vlees en heeft geluisterd naar de duivel en ongehoorzaam aan Gods Woord; Jezus, is geworden. De oudste heeft de begeerte van zijn vlees bevredigd en door deze daad verloochent de oudste Jezus. Hij heeft zich niet onderworpen aan het Woord, maar de oudste heeft het Woord verworpen en geeft met zijn daad van ongehoorzaamheid aan, dat hij Jezus; het Woord, niet wil gehoorzamen. Zijn daad bewijst, onder wiens heerschappij hij leeft en naar wie hij luistert.
Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt, hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen. Maar omdat Ik u de waarheid zegt- Mij gelooft gij niet. Wie van u overtuigt Mij van zonde? Als Ik waarheid spreek, waarom gelooft gij Mij niet? Wie uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gij niet, omdat gij uit God niet zijt (Johannes 8:44-47)
Kijk maar naar het hof van Eden, toen Adam en Eva, die geen zondige natuur hadden, de slang; de duivel, geloofden en zijn advies opvolgden. Terwijl God hen duidelijk had gewaarschuwd voor het onheil, dat over hen zou komen als zij van die specifieke boom zouden eten. Door hun daad, gaven zij aan de duivel te geloven in plaats van God. Zij kozen vrijwillig voor de duivel.
Zo is het ook met iemand, die zondigt. Die persoon verwerpt het Woord; Jezus en Zijn geboden en gelooft en gehoorzaamt de duivel, die werkt door het vlees en het wereld systeem.
Waarom moest Timotheüs de oudste openlijk bestraffen?
Timotheüs moest dus, ten overstaande van de gehele gemeente de oudste bestraffen oftewel terechtwijzen. Dit moest hij doen, zodat een ieder een ontzag zou blijven behouden voor de Almachtige God; de Schepper van de hemel en de aarde en al wat daarin is.
De vreze voor God moest aanwezig blijven in de gemeente. Want zonder ontzag en respect voor God, zou een ieder op zelfverkozen wegen gaan wandelen en gaan leven zoals een ieder zelf wilde leven, net als de wereld, in plaats van te leven naar Gods wil. De gelovigen moesten weten, dat je geen spelletje met God kan spelen.
Welzalig de mens die gedurig vreest, maar wie zijn hart verhardt, valt in het onheil (Spreuken 28:14)
Voorkomen van geestelijke lauwheid en onverschilligheid
Paulus gebood Timotheüs om deze inzetting te blijven bewaken en uit te voeren, zodat er geen lauwheid zou optreden naar God en een onverschilligheid naar de zonden toe. Paulus zag de geestelijke status van de gemeente. En hij had onderscheid van de geestelijke werelden; het Koninkrijk van God en het koninkrijk van de duisternis.
Paulus wist, dat wanneer een oudste in zonde leefde en de gemeente zou onderwijzen in het Woord, deze onreine geestelijke macht, die heerschappij voerde in het leven van de oudste, over de hele gemeente zou komen.
Daarom was Paulus ook zo strict met het toelaten en aanstellen van personen, die het Woord van God in de gemeente verkondigde.
Paulus wist heel goed, wat zonde in een leven zou voortbrengen. Hij wist, dat wanneer zonden toegelaten zouden worden in een gemeente, het niet lang zou duren, voordat de hele gemeente getroffen zou worden door het kwaad en geestelijk zou sterven. Want door te zondigen wandelt iemand in het kwaad en is er dus kwaad oftewel duisternis aanwezig in het hart van die persoon (Lees ook: ‘Kun je onder de genade blijven zondigen?).
Een oudste behoort rein te leven en heilig te wandelen
In de brieven, die Paulus aan de heiligen schreef, spoorde Paulus hen continue aan om heilig te leven. Iedere keer herinnerde Paulus hen eraan en wees Paulus hen op het feit, dat zij door hun geloof in Jezus Christus afstand hadden gedaan van hun oude leven. Zij waren overgebracht naar een ander Koninkrijk en behoorden niet meer in de lusten en begeerten van hun oude leven te wandelen. Hij liet hen zien, wie zij waren geworden in Jezus Christus en hoe zij behoorden te leven (Lees ook: De oude mens en De oude mens afleggen).
Want zoals God, Jezus en de Heilige Geest, die in de wedergeboren mens woont, heilig is, zo behoort de wedergeboren mens, die naar Gods evenbeeld is geschapen, ook heilig te zijn en in heiligheid te wandelen.
Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd van uw onwetendheid, maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig (1 Petrus 1:14-17)
God heeft ons alles in Jezus Christus gegeven om weerstand te kunnen bieden tegen de duivel en de zonde.
Hij heeft ons gezegend met alle geestelijke zegeningen, zodat wij in staat zijn om in Hem heilig te kunnen wandelen. In heiligheid wandelen, betekent wandelen in gehoorzaamheid aan het Woord.
Door het bloed van Jezus Christus ben je heilig en rechtvaardig gemaakt, nu behoor jij dus ook in heiligheid te wandelen. Net zoals Jezus heilig heeft gewandeld in gehoorzaamheid aan Zijn Vader. Zolang jij doet wat Gods Woord zegt en daarin wandelt, blijf jij in Jezus Christus en leef je naar de Geest in vrijheid.
Een geest van verdeeldheid in de gemeente
Gij zult in de rechtspraak de persoon niet aanzien; gij zult de onaanzienlijk evenzeer horen als de aanzienlijke; gij zult voor niemand vrezen, want de rechtspraak is van God (Deuteronomium 1:17)
Houd uw geloof in onze Heere der heerlijkheid, Jezus Christus, vrij van aanzien des persoons (Jakobus 2:1)
Timotheüs moest deze inzetting bewaken, ongeacht de relatie, die hij met de oudste had; een kennis, vriend of familielid en ongeacht de (sociale) status en het vermogen van de persoon.
Timotheüs mocht absoluut geen onderscheid maken tussen personen. Hij moest iedereen gelijk behandelen, zodat Timotheüs niet geregeerd zou worden door een geest van verdeeldheid (Lees ook: De geest van Eli).
Hoe gaan kerken om met een oudste die zondigt?
In onze tijd gebeurt het zelden of niet, dat een oudste of een voorganger, die wandelt in zonde, ten overstaande van de hele gemeente wordt vermaand of terechtgewezen. Vroeger werd er schuldbelijdenis ten overstaande van de hele gemeente gedaan. Maar tegenwoordig wordt het bijna altijd binnen de 4 muren van het leiderschap ‘opgelost’ en in de doofpot gestopt.
Soms, maar niet altijd, wordt een persoon ’tijdelijk’ uit het ambt geplaatst, zodat de zaak een beetje kan sussen. Maar binnen niet al te lange tijd, wordt de persoon weer opnieuw aangesteld of gaat in een andere gemeente aan de slag als oudste of voorganger.
Het opnieuw aanstellen van een oudste of voorganger, is reeds behandeld, dus daar zal niet verder op worden ingegaan. Mocht jij dit artikel nog niet gelezen hebben en jij wilt deze graag lezen, dan kun jij op de volgende link klikken: ‘Wat bedoelde Paulus met iemand niet te haastig de handen opleggen?’
De mantel van de liefde en genade;
een verkapte vorm van de zonden accepteren
In het openbaar iemand terechtwijzen gebeurt eigenlijk niet meer. Het wordt allemaal weggeschoven onder de mantel van de liefde en genade en in besloten kring behandeld. Maar dit is niet de manier zoals God wil, dat er met zonden wordt omgegaan.
Want het lichaam van Jezus Christus is één lichaam en geen verdeeld lichaam en behoort heilig te leven.
De gemeente behoort Jezus; het Woord te gehoorzamen, in plaats van de duivel; de wereld.
Vooral de leiders van de gemeente, behoren geestelijk volwassen te zijn en te wandelen naar het Woord en de Geest, zodat zij de vrucht van de Geest dragen.
Zij behoren een voorbeeld voor de gelovigen te zijn en hen op te voeden in het Woord, zodat de gelovigen net als hen worden en net als Jezus en wandelen naar de Geest in plaats van het vlees.
Helaas is dit niet altijd het geval en bijven veel oudsten vleselijk en leven als de wereld en vergoelijken het wandelen in zonden, door het Woord van God te verdraaien. Door het Woord van God te verdraaien naar hun eigen inzicht, mening, gevoelens en de wil en de lusten en begeerten van het vlees, kunnen niet alleen de gelovigen blijven wandelen in zonden, maar zijzelf ook.
Het doel van het bestraffen van de zonde voor de hele gemeente
Wanneer de zonde in de gemeente in de openheid wordt gebracht en de oudste wél terechtgewezen en bestraft wordt, door hem o.a. uit zijn functie als oudste te zetten, zorgt voor:
- Een vreze en ontzag voor de Heere en Zijn Woord
- Gelovigen zien, dat God een rechtvaardige God is en Hij (en Zijn gemeente) géén gemeenschap kan hebben met de zonden
- De gemeente aangespoord blijft om heilig te blijven wandelen en gehoorzaam te blijven aan het Woord
- De gemeente ernst maakt met de zaken van het Koninkrijk van God
- Het bewustzijn van zonden en de gevolgen daarvan aanwezig blijft
- Voorkomen van lauwheid onder de gelovigen
- Het voorkomen van roddel en achterklap, door speculaties
Een oudste behoort te wandelen naar wat de oudste predikt
Als een oudste blijft wandelen in zonden of eens in de zoveel tijd weer terugvalt in dezelfde zonde, is de oudste dan nog wel geloofwaardig? Is de oudste geloofwaardig als hij de gelovigen onderwijst in de Bijbel; het Woord van God? Als de oudste of prediker de gelovigen opdraagt om het Woord te gehoorzamen en te leven naar wat de Bijbel zegt, maar het zelf niet doet, denk jij dat de gelovigen zijn onderwijzing zullen aannemen?
De gelovigen zullen weinig of geen ontzag hebben en zijn woorden niet geloven laat staan aannemen en toepassen. Er zal gedacht worden: “ha, hoor hem nou praten! Jij mag dit niet doen, maar zelf doet hij, wat hij ons opdraagt om niet te doen.”
Komt jou dit niet bekent voor? Jezus zei dit ook over de Farizeeën, die met hun vrome woorden de gelovigen regels opdroegen, die zij zelf niet in acht namen.
Zij konden zich zo mooi vroom voordoen en mooie charismatische woorden spreken. Maar wanneer zij alleen waren en niemand hen zag, deden zij dingen, die tegen het Woord van God ingingen. Maar Jezus zag alles en omdat Hij naar de Geest wandelde, kende hun hart.
Jezus ziet nog steeds alles. Door de Heilige Geest maakt Hij nog steeds alles kenbaar en brengt Hij alles wat in het duister gebeurt aan het licht; in de openheid. Mits de gemeente wel in Zijn licht blijft wandelen.
Schuldbelijdenis voor de gemeente
Toen er vroeger schuldbelijdenis werd gedaan, bedachten de oudsten zich wel een aantal keren, voordat zij aan de lusten en begeerten van hun vlees, die tot zonde leiden, zouden toegeven. Daarnaast hadden zij een vreze voor God en een respect voor Zijn Woord. Zij pastte wel op, om het Woord aan te passen en te verdraaien naar de wensen van de mens (wat dus ook een zonde is).
Niemand wilde voor het oog van de gemeente ‘zijn gezicht verliezen’ en ‘een smet’ op zijn leven krijgen.
Het was duidelijk wat zonden was en het was duidelijk, dat dit niet getolereerd werd in de kerk. Want het is onmogelijk om in het Koninkrijk van God te blijven wandelen in zonden. En zoals reeds eerder geschreven vertegenwoordigt de kerk het Koninkrijk van God en het geestelijk gezag, op deze aarde.
Doordat iemand niet meer in het openbaar terechtgewezen wordt, is er bijna geen ontzag meer voor de Heere. Er is bijna geen verlangen meer onder de gelovigen om te wandelen in gehoorzaamheid aan Hem.
Schade toebrengen aan het Koninkrijk van God
Veel oudsten en voorgangers blijven leven als de wereld. Zij leven naar het vlees in plaats van naar de Geest. De gemeenteleden worden niet meer op hun zonden gewezen. Dit komt omdat zij zelf ook in zonden blijven leven en doen wat zij zelf willen. Zij zijn gericht op hunzelf en bekommeren zich niet om de gelovigen, nog om het Koninkrijk van God.
Iedere keer als een oudste of voorganger van een gemeente zondigt, besmeurt hij het lichaam van Christus. Door zijn daad schaad hij het Koninkrijk van God.
Zij wandelen niet in de liefde van God. Ook hebben zij God niet lief boven al, maar zij hebben zichzelf en hun vlees lief boven al. Zij zijn slaaf van hun lichaam en van de duivel.
Laten wij dus ernst maken met de zaken van het Koninkrijk van God en leven naar de wil van Hem, die ons uit de geestelijke dood heeft opgewekt in Jezus Christus.
Bied weerstand tegen de verleidingen van de duivel, de wereld en het vlees en zeg ‘Nee’ tegen de zonde.
Door het volmaakte werk van Jezus Christus aan het kruis en Zijn opstanding uit de dood, heeft Hij de zonde overwonnen. Door de wedergeboorte in de geest, zijn wij gezeten in Hem. Hij heeft ons alles gegeven om weerstand te kunnen bieden tegen de duivel en dus tegen de zonden.
Niemand heeft meer een excuus en niemand kan de schuld op iemand anders afschuiven, ook niet op de duivel. Een ieder is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen daden in zijn leven. Iedereen zal zelf verantwoording moeten afleggen voor zijn of haar daden op de grote Dag van het Oordeel.
‘Wees het zout der aarde’